Grenzeloze liefde

Preek over Efeze 3,13-21

Opname van de James Webb Telescope

Gemeente van Jezus Christus,

1.

Soms is het op.

Afgelopen jaar hebben we het allemaal op een bepaalde manier wel ervaren denk ik: dat we er klaar mee waren, met die coronacrisis. Niet alleen omdat de maatregelen buitengewoon vervelend waren. Maar misschien hebt u ook gevoeld, net als ik, dat je toch veel van je energie, vrolijkheid, haalt uit de ontmoeting met mensen, op school, op je werk, en natuurlijk de mensen die je het liefst zijn, je familie en vrienden.

Als dat wegvalt, voel je iets van wat eenzaamheid is. De leegte die dat geeft in het leven. Een onvervuld verlangen. Ook in gelovige en spirituele zin heb je het misschien gevuld, omdat je niet naar de kerk kon. Niet samen kon zingen en bidden. Op afstand de kerkdiensten volgen – het is prachtig dat het kan! Maar toch voel je je meer toeschouwer, dan deelnemer. Verschillende psalmen werden werkelijkheid, over het verlangen naar de tempel, naar de kerk:

Ps 42: ‘Mijn ziel dorst naar God, / naar de levende God. / Wanneer zal ik binnengaan /om voor Gods aangezicht te verschijnen?’

Het is dus niet zo dat je als gelovige altijd maar vrolijk door het leven gaat. Of hoeft te gaan. Sterker nog, in de Efezebrief komt aan de orde dat je als christen het misschien wel moeilijker hebt.

In de eerste hoofdstukken van die brief is Paulus namelijk helemaal lyrisch over hoe geweldig God is. God is naar deze wereld gekomen om ons te redden van het kwaad, de zonde, de dood. Hij kwam naar het Joodse volk, maar Paulus mag dit evangelie ook naar de heidenen brengen: Voor heel de wereld is er hoop en wacht een prachtige toekomst! Jij en ik hebben het gehoord! Wij mogen erbij zijn! We worden omgesmeed tot een nieuwe broederschap, waarin God wil wonen.

Fantastisch! ‘O ja?’, denken ze in Efeze: ‘Maar Paulus, wees even reëel: wat zien we daar dan van? Man, je zit zelf in de gevangenis!’ In vers 13 staat het: ‘Daarom vraag ik u dat u de moed niet verliest vanwege mijn verdrukkingen’.

Dat gebeurde dus: de moed zakte in hun schoenen. Die eerste christelijke gemeenten waren superklein en kwetsbaar: extern vanwege vervolgingen, maar ook intern door verdeeldheid en ruzie. Zo grandioos ziet het er in werkelijkheid allemaal niet uit in de wereld en in de kerk… Dat is toch een probleem voor ons als gelovigen. Dat de wereld er nog niet zo gered uitziet. En niet alleen buiten: ook mijn leven, mijn hart, mijn voelt nog lang niet zo als ik zou willen… Hoe kan dat nu?

Overigens bedoel ik niet dat we daar onder moeten lijden en gebukt moeten gaan. Maar ik denk wel dat het als christen altijd ook voelbaar is, dat het leven en de wereld nog lang niet zo zijn als zou moeten. Juist omdat we in de Bijbel van God horen hoe mooi en goed het zou kunnen zijn.

Soms is het op…

2.

En waar haal je het dan? We proberen dat met van alles te vullen. Een vliegvakantie in het vooruitzicht, shoppen nu het weer kan, lekker zuipen met vrienden, de dopamine van flink sporten, meedoen met een nieuwe hype. Als mensen hongeren we naar gelukservaringen. Je kunt het ook een beetje verdoven door weer een serie te kijken op Netflix. Als je goed om je heen kijkt, is er een hoop innerlijke onrust, ontevredenheid. Het is niet gauw goed, ánderen doen het niet gauw goed, politici in het bijzonder niet.

Vergeet je dan niet, dat die kritiek en dat gemopper, dat het vooral iets zegt over je eigen hart, over onvervulde behoefte…

Waar haal je het dan? Ja, dan zou je zeggen: ‘Als christen! Als gelovige! Nou, dan heb je wel een voorraadje, een voorraadkast! Wij hebben toch ons geloof!’ Niet dus. Paulus zegt (vs 14.16):

‘Om deze reden buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heere Jezus Christus, … opdat Hij u geeft, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens,’

Ik buig mijn knieën, ik kniel neer, in gebed tot God voor jullie. Ook jij en ik hebben het niet zomaar voor het grijpen. Geloven is geen magnetronmaaltijd. Geen kant-en-klaar prutje. Ping. Nee, blijkbaar niet. Voor die mensen in Efeze niet. Anders hoeft Paulus niet op z’n knieën voor hen. Paulus snapt wel dat het voor hen moeilijk is om te horen dat hij in de gevangenis zit. Dat het voor hen een teleurstelling is. Een geestelijke teleurstelling.

Maar: dit is ‘uw heerlijkheid’, zegt Paulus in vers 13. Die ervaring van leegte, van het ontbreken van moed, van kracht, van geloof. Dat is ‘uw heerlijkheid’. Zie je: die ervaring, het erkennen daarvan, het daarbij stilstaan, dat maakt dat je beseft dat je het elders moet halen.

Zoals je ontdekt dat je voorraadkast thuis leeg is, dan moet je erop uit. Naar de winkel of een restaurant. Dat is de kans om iets nieuws in huis te halen. Dat is het startpunt van geloof, geloof heeft slechts lege handen. Geloof is niets anders dan lege handen. Dan kan God ze vullen. Dán kan God pas goed aan het werk.

Dus die ervaring van die mensen in Efeze, die soms ook onze ervaring is, dat het op is. Die ervaring van die spanning tussen alles wat in de Bijbel staat, en de soms armzalige ervaring van onszelf. Dat is een productieve, een creatieve spanning: dan kan er tenminste echt iets gaan gebeuren! Dan móet er iets gaan gebeuren. ‘Ik buig mijn knieën’: Dat is wat ons dan  ook te doen staat: opnieuw beseffen hoezeer jij en ik en heel de wereld hoop en vergeving en liefde nodig hebben, en dat onze eigen voorraadkasten wat dat betreft vaak zo schrikbarend leeg zijn. Op de knieën en je hand ophouden.

3.

Dan wordt het spannend. Want gebeurt er dan iets? Doet God dan iets met dat verlangen van ons? Met die leegte en die honger? Ik herinner me dat we met de kinderen langs de route van Sinterklaas stonden, ze staken hun handen uit, maar Piet liep langs de andere kant. Hij kon niet alle kinderhandjes vullen. En beteuterd en verdrietig keken ze me aan…

Kan God dat wel? Dóet God dat wel?

Nee, God laat niemand beteuterd met lege handen staan. Dit kan Hij door de ‘rijkdom van Zijn heerlijkheid’! In de eerdere hoofdstukken is dat een terugkerend thema.

In hoofdstuk 1 vers 7 heeft Paulus het over ‘de rijkdom van Gods genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft’. In hoofdstuk 1 vers 18 gaat het over ‘de rijkdom van de erfenis die ons wacht’. In hoofdstuk 2 vers 4 gaat het over God ‘die rijk is in barmhartigheid’, in ver 7 over God die ons ‘de allesovertreffende rijkdom van zijn genade bewijst’. In hoofdstuk 3 vers 8 gaat het over ‘de onnaspeurlijke (dat is: onuitputtelijke) rijkdom van Christus’.

Dus: waar het bij ons vaak op is, daar is bij God per definitie overvloed.

En die overvloed van God die is heel concreet in de uitgaande beweging, van God naar ons toe, in de komst van Jezus Christus in deze wereld, in het zenden van de heilige Geest. Dat is niet zomaar theorie, zegt Paulus in heel deze brief: Dat God ons kan vullen, dat er bij God overvloed is aan genade, aan vergeving, aan liefde, dat heeft Hij bewezen. Gods liefde is geen warm gevoel, maar een daad geweest. Een daad van zelfovergave. Hij heeft alle zonden en kwaad op Zijn schouders genomen en is gestorven aan een kruis.

En ja, dat is inmiddels geschiedenis. Dat is 2000 jaar geleden gebeurt. Maar God gaat daarmee door: Christus komt wonen in het midden van de gemeente, door de heilige Geest. Dat hebben wij nooit in onze zak. Maar het is de ervaring van 2000 jaar christendom, van de kerk, dat het toch elke keer weer gebeurt. Waar mensen knielen. Waar jij en ik door de knieën gaan. Dat God daar dan komt.

Nee, niet altijd meteen. God is niet de bezorgservice van de AH waar je je tijdslot uit kunt kiezen. God blijft ten allen tijde soeverein. Wachten en volharden hoort ook bij geloven. Maar God is zó! God is zo dat Hij jou wil vullen.

4.

Waarmee dan? In dit gebed draait het vooral daarom dat we zicht krijgen op de grenzeloze liefde van God. Dat is de focus. Dat is het perspectief. God wil dus niet dat we, als we ons leeg en hopeloos voelen, focussen op het tekort, gaan navelstaren, om bij jezelf na te gaan wat voor zonden er allemaal in je zijn overgebleven, of in anderen. Ik bedoel niet dat je niet aan zelfonderzoek moet doen, aan reflectie. Zeker wel. Heel belangrijk. Maar dat is geen doel op zich.

Weet u, ik rijd tegenwoordig op de fiets naar de kazerne, een uur heen en een uur terug, en dan ’s middags op weg naar huis, kom ik wel langs 4 snackbars. En geloof me: ik realiseer me pas goed wat een trek ik heb, als ik daar langs fiets 😊. Als de frietlucht in mijn neus komt.

Zo zegt Paulus: ik bid dat jullie, als de moed jullie in de schoenen zakt, dat jullie dan de moeite nemen om de liefde van God op te snuiven. Om je daarop te focussen. Als iets nieuwe moed kan geven, dan is het dat. Dat je bedenkt dat die liefde van God onmetelijk is, grenzeloos.

‘Opdat u ten volle zou kunnen begrijpen, met alle heiligen, wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, en u de liefde van Christus zou kennen, die de kennis te boven gaat.’

Dat je bedenkt, dat terwijl jij en ik maar stofjes, zandkorreltjes zijn in een immens heelal. Mensen, die ook nog eens een rommel maken van deze wereld. De schepping uitbuiten. Elkaar dwars zitten. De een zich beter vind dan de ander. Die dénken dat ze het op eigen kracht wel kunnen. Dat daar bovenuit een oneindig grote God is, die ons ondanks dat alles liefheeft, diep liefheeft, méér lief dan Zichzelf. Die jou en mij al liefheeft van eeuwigheid.

Nog voor jij en ik geboren waren, had Hij jou al op het oog. Hij heeft gezorgd dat je geboren werd. Hij heeft je gekoesterd vanaf je onooglijke begin. Keer op keert voelt Hij de pijn als je fouten maakt. Maar dat doet niet af aan Zijn liefde, dat maakt Hem alleen nog maar méér vastbesloten je te redden. Al vóór je geboorte, heeft Hij daarvoor geleden, liet zich martelen aan het kruis, is daarvoor gestorven. Omdat Hij jou niet kwijt wil. Nu niet. In eeuwigheid niet.

Die liefde, die liefde van Christus, die is te groot om ooit te kunnen begrijpen. Daar kun je echt met je verstand niet bij. Maar samen met elkaar richten we ons daarop. Herinneren we elkaar daaraan. Helpen we elkaar om ons daarop te focussen. Het dáár met elkaar over hebben, dat is kerk-zijn.

5.

Dit zegt Paulus allemaal vanuit de gevangenis, vers 20:

‘Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is,’

‘Dit gaat mij ook boven de pet, zegt Paulus eigenlijk. Maar ik weet dat het zo is, want ik ervaar het aan den lijve. Dat ik niet afhankelijk ben van de omstandigheden, maar van God. Ik weet niet hoe, maar Hij doet het.’

Als het moeilijk wordt, dan zou je de neiging hebben, om dan maar iets minder hoog van de toren te blazen. Om maar iets kleiner over God en geloof te spreken. Om het effect ervan te minimaliseren. Het beter te laten aansluiten bij de kleinheid van ons eigen leven en denken. Nee, zegt Paulus. Kijk daarvoor uit. Maak God niet kleiner. Denk zelf groter. Bid groter:

‘Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid.’

Met Zijn liefde staat Jezus Christus garant voor de voortgang van het evangelie, nu en altijd.

Ja, ook als gelovige sta je wel eens droog. Is het op. Worstel je met jezelf, met zonde en gebrokenheid, met het kwaad en onrecht in de wereld. Ja, dat is onverteerbaar. Maar goed dat je dat voelt: God heeft heel wat te vullen. Bij jou en bij mij. Buig dan je knieën: laat je vullen door Gods liefde – tot heel de volheid van God.

Amen

Maranatha

Preek voor Advent 2020 over 1 Korinthe 16,21-24 en Hooglied 3:1-5

Fra Angelico – De annunciatie (ca. 1440)

Gemeente van Jezus Christus,

1.

We verlangen naar een einde aan die coronacrisis. We verlangen naar verlossing. Ergens komt advent dit jaar daardoor heel dichtbij. Advent, de 4 weken voor kerst, die zijn bedoeld om dáár over te gaan. Over het gevoel dat je in een wereld leeft die nog niet af is, niet klopt, die zelfs gebroken is. Een wereld waarin we dromen over vrede, hopen dat het beter wordt. Voor de wereld. En voor jezelf.

Nu dit jaar kunnen we de adventsperiode wel overslaan, dacht ik eerst. Dat verlangen hoeven we dit jaar niet te wekken. Dat verlangen heeft dit hele jaar doortrokken en gekleurd. We beseften opeens weer heel goed dat wij mensen wel veel kunnen, maar dat we niet alles kunnen. Natuurlijk was het altijd al zo. Maar nu weten we het weer: we zijn kwetsbaar en sterfelijk.

Laten we gelijk maar naar de kribbe in Bethlehem gaan om de Messias te verwelkomen. Want de Bijbel vertelt ons dat er maar één iemand is, die niet alleen corona, maar álle ziekten de wereld uit helpt. Tegelijk met alle oorlog, honger, zonde en dood. En dat is God. Als Hij komt, dan zal alles goed zijn.

Maranatha! Kom, onze Heer!

Misschien waren wij dat wat verleerd. Misschien hebben we dat weer leren roepen. Maranatha!

Het is opvallend dat Paulus in het slotwoord van de eerste Brief aan Korinthe dit aramese woord gebruikt. Een woord uit de spreektaal van de Joodse bevolking in Israel in Jezus’ dagen. In Korinthe woonden vooral Grieken, die die taal helemaal niet machtig waren. Vanaf de eerste joods-christelijke gemeenten zijn er echter sommige woorden uit het hebreeuws en aramees zo veel gebruikt in gebeden en liederen dat ze bewaard zijn gebleven. Denk aan woorden als amen, halleluja, hosanna, abba. Allemaal hebreeuwse en aramese woorden, die Jezus zelf gebruikte, en die in de kerkdiensten al 2000 jaar gebruikt worden.

‘Maranatha’ dus ook. Het betekent letterlijk ‘kom, onze Heer!’ of ‘de Heer komt’. Blijkbaar had het een vaste plek in de gebeden en liederen en verspreidde het zich overal. Blijkbaar raakte die roep een snaar en verlangde men naar Jezus’ wederkomst, de doorbraak van Zijn koninkrijk. Ook in Korinthe kenden ze het dus.

Ja, wie zou daar niet naar verlangen. Naar de Heer die al onze problemen komt oplossen. De grote vijanden de wereld uit: De zonde, de duivel, de dood. En daarmee ook alle pijn, verdriet, gebrokenheid, honger en armoede. Al die dingen die ons zo dwars zitten. En ook die vervelende corona. Met advent zijn we dit jaar snel klaar: Één woord slechts hebben we nodig. Maranatha!

2.

Prachtig! Jammer van dat vervelende zinnetje ervoor, he.

‘Als iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, laat die vervloekt zijn.’

Dat klinkt wel bikkelhart. Het is een zinnetje waar ik van schrik. Paulus, wat zeg je daar nu? Moet dat nou? Even aan het einde van je brief er nog een vervloeking aan vast plakken?

Want de brief was eigenlijk al af. Het slot staat in vers 20. De hartelijke groeten. Brieven werden in de oudheid vaak door secretarissen geschreven. Schrijven kon niet iedereen even goed. Paulus heeft zijn brieven ook allemaal gedicteerd. Maar als hij klaar is, voegt Paulus niet alleen een handtekening toe, maar ook nog enkele slotwoorden. Voor een persoonlijke touch. Een uitsmijter. Alsof Paulus dacht: O ja, dit moet ik nog zeggen. Of zelfs: Dít is de kern van mijn brief. En dan volgt er dus een vervloeking.

In de brief zelf was het er ook al heet aan toe gegaan af en toe. In die jonge christelijke gemeente van Korinthe, waar Paulus zelf een paar jaar was geweest, daar was na zijn vertrek van allerlei dingen aan de hand: er is onenigheid, ruzie, verdeeldheid, met christelijk leven nemen ze het niet zo nauw, terwijl de één zich wel een betere christen vindt dan een ander. De opstanding van Christus wordt in twijfel getrokken en aan het Avondmaal wordt gezopen. Het is allemaal niet niks.

In het Oude Testament wordt ook regelmatig gezegd dat iemand die afgoden dient of God regelrecht ongehoorzaam is, dat die afgesneden moet worden, er niet meer bij hoort. Niet meer bij het volk Israel mag horen. In het ergste geval betekent dat zelfs: ter dood gebracht, zoals Achan die na de door God gegeven val van Jericho toch even een prachtige mantel, wat zilver en een goudstaaf voor zichzelf achterover drukt.

Niet anders is dat in de christelijke gemeente, zegt Paulus: Degene die de Heer niet liefheeft, dus niet naar Hem wil luisteren, Hem niet wilt dienen, die hoort er niet bij. Die mag niet meer in de kerk komen. Maranatha! Dat klinkt dan niet zozeer als een verwachting, maar als een waarschuwing, een dreigement bijna: ‘Kijk maar uit. Onze Heer, komt! Je zal je voor Hem moeten verantwoorden. En Hij zal met je afrekenen.’

Ja, ook dat hoort bij advent. Bij de verwachting van de komst van Christus. Ja, dat is wellicht schrikken. Hij komt om te oordelen. Om recht te doen. En zoals in elke rechtspraak, hoort daarbij dat slachtoffers geholpen worden, maar ook: daders gestraft. Daar hoef je niet bang voor te zijn…behalve als je een slecht geweten hebt.

3.

Maar is dit dan een super streng einde van de brief? En moeten we met het zweet in de handen richting Kerst? Ik zou zeggen: er zit inderdaad iets ernstigs in deze slotregels. Maar het is de ernst van de liefde.

Want het is toch opvallend dat Paulus niet zegt: ‘Onthoud goed welke regels er allemaal gelden in de kerk. Denk er aan dat je naar me luistert!’ Nee, in één keer heeft hij het over de liefde tot de Heere Jezus. Het is alsof hij alle discussies uit de gemeente in Korinthe die in de brief aan de orde zijn geweest in één keer naar een hoger niveau tilt.  Zoals ook Jezus dat ooit deed door, toen Hem gevraagd werd naar het belangrijkste gebod, te zeggen: ‘Heb God lief boven alles’.

Dít is waar het in de kerk om gaat, zegt Paulus. Om de liefde tot de Heer. (Let op: Je ziet hier, hoe Paulus de Heer Jezus op het niveau van God zet!). Als je niks met Jezus hebt, dan heb je in de kerk niks te zoeken. Alles draait om Hem! En Híj is het die komen zal. De Heer zelf.

Je kunt je zó voorstellen dat de discipelen van Jezus en de wijde kring daaromheen, en ook Paulus, die Jezus in een verschijning gezien heeft, niet alleen ‘Maranatha’ ‘Onze Heer, kom!’ roepen omdat ze nu eindelijk wel eens dat Koninkrijk willen meemaken. Dat was óók een roep omdat zij Jezus misten. Omdat zij hun Heer misten. Natuurlijk merkten ze dat Hij door Zijn Geest aanwezig was. En aan het Avondmaal proefden ze het in brood en wijn. En ze merkten het aan dat de gemeenten groeiden, en het evangelie de wereld over ging, dat Hij regeerde. Maar, zoals wij dat in deze coronatijd ook diep – diep voelen: niets, echt niets, vervangt de lijfelijke ontmoeting, het concrete samenzijn. ‘Kom, onze Heer’ – we missen u.

Raakt u dat ook? Voelt u dat verlangen in deze adventstijd?

U voelt wel dat dat nog dieper gaat dan verlangen naar verlossing, verlangen naar een einde aan de crisis, verlangen naar een oplossing voor al onze problemen. Dat is enkel een verlangen dat God alles en iedereen búiten mij, wat en wie míj dwars zit, opruimt. Maar misschien moet er ook wel ín mij iets opgeruimd worden. Als er geen liefde is tot de Heer, dan is er niets. Op die liefde komt het aan.

Adventstijd, dat mag ook een tijd zijn dat we onze liefde voor God herontdekken. Dat we gaan smachten naar de Geliefde. Dat we iets gaan begrijpen van het Hooglied. Die liefdesliederen in de Bijbel, die vanouds zijn toegepast op de band tussen God en Zijn volk Israel, tussen Christus en de kerk.

4.

Ik weet niet hoe u dit nu hoort en beleeft. Dat je kunt houden van onze Heer Jezus. Geen romantische liefde. Nee, dat is het verwrongen beeld van liefde dat we in onze maatschappij voorgeschoteld krijgen. Liefde waarin alles emotie is. En alles vanzelf gaat. Nee, zeker niet. Liefde lijkt in de Bijbel meer op onvoorwaardelijke trouw, respect, en bereidheid jezelf te geven vóór die ander. Liefde, dat is in de Bijbel een woord dat hoort bij het verbond, bij onverbrekelijke wederzijdse loyaliteit.

Ja, je kunt houden van de Heer Jezus. Met heel je hart. We hebben het hier misschien te weinig over in de kerk. Gewoon met elkaar. Ik ook. Het voelt intiem en kwetsbaar, en dat is het ook, om te zeggen dat geloof voor mij inderdaad een kwestie van liefde is. Dat ik van de Heer Jezus ben gaan houden. Van God, zoals ik Hem in de Bijbel heb leren kennen. Misschien zit dat ook wel in die uitroep van Paulus:

‘Als iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, laat die vervloekt zijn. Maranatha!’

Alsof hij wil zeggen: Hoe zou je de Heer níet kunnen liefhebben. Onmogelijk! Want zegt, hij vervolgens:

‘De genade van de Heere Jezus Christus is met u.’

Paulus zelf is Jezus tegengekomen op de weg naar Damascus. Dat was geen romantische ontmoeting. Maar met al Zijn majesteit én genade heeft Jezus daarmee in één keer Paulus’ hart veroverd. En nu roept hij het uit: ‘Hoe zou je deze Jezus van Nazareth, die onze Heer is, onze God, niét liefhebben!’ Dat is gewoonweg onmogelijk!

Je zou je immers af kunnen vragen: Hoe kan God ons nu gebíeden Hem lief te hebben? Je kunt iemand toch niet verplichten tot liefde? Dat is toch strijdig met elkaar? In theorie misschien wel. Zoals je in theorie een machtige zonsondergang – u weet wel als die wolken in vuur en vlam lijken te staan, in goud, oranje, roze en paars – in theorie kun je dat lelijk vinden. Maar in de praktijk. Als je dát ziet. Dan sta je toch met open mond te kijken. En vind je het prachtig. Ik ben nog nooit iemand tegen gekomen die zo’n zonsondergang lelijk vond.

Dat herkent u toch, als het over God en over de Heer Jezus gaat? Ik wel. Hoe zou je niet van Hem houden. Als je hier over Hem hoort in de kerk, als je leest in je Bijbel. Die grandioze verhalen over hoe God zijn volk Israel bevrijd uit Egypte. Hoe ongelooflijk geduldig Hij met die hardleerse mensen op stap gaat. Ja, hoe Hij ook u en mij alle dagen het leven geeft. Ons en de wereld elke keer weer een kans geeft. Hoe Hijzelf misschien nog wel het meest verdriet heeft over alles wat er verkeerd is gegaan en gaat. Maar dat Hij Zich niet te groot voelde om als mens te komen in deze wereld. Uit liefde gaf Hij Zijn leven aan het kruis in onze plaats. Als je zo’n God aan het werk ziet. Zo vol liefde bewogen over mensen, door generaties heen. Tot vandaag. Over mij en over u.

Ja, dan kun je toch niet anders, dan Hem liefhebben. Dan met Paulus en die gemeente in Korinthe, meezeggen, meebidden, meezingen, meezuchten: ‘Maranatha’ ‘Onze Heer, kom!’

5.

En ik mag het u verkondigen: Hij, die u zo liefheeft, komt! U hebt Hem lief? Hij u nog meer. Híj komt! Het is geen onbekende, die naar ons onderweg is. Voor wie wij vrezen zouden. Híj, de Heer zelf, komt!

Natuurlijk. Het duurt lang. Je kunt jezelf zelfs afvragen, waaróm het zolang duurt. Het kan zelfs een aanvechting worden, in de nood van de wereld. Een bange vraag. Maar weet u hoe de kerk het al 2000 jaar volgehouden heeft. De hoop niet opgegeven heeft. Het geloof behouden heeft? Omdat een kwestie van liefde is. En de liefde kan wachten, verlangen, smachten! ‘Kom! Heere Jezus! Kom snel!’

‘ik vond Hem Die ik innig liefheb. / Ik greep Hem vast, liet Hem niet meer los.’

Onze Heer komt! Hij is onderweg. Maranatha.

Amen

Gods versierpogingen

Preek over Hosea 2,13-22

versiertrucs

Gemeente van Jezus Christus,

1

Hoe versier je een meisje? Of een jongen? Want stel… je bent verliefd. Je merkt aan jezelf dat je niets liever wilt, dan dat die ander, die jongen, dat meisje jou ziet staan. En jou ook leuk vind. Ook verliefd wordt. Dat je dat samen deelt. Dat je elkaar krijgt.

Maar hoe krijg je dat voor elkaar? Je probeert een date te regelen. Dat gaat niet in groot gezelschap. Daarvoor moet je je afzonderen. Elkaar onder 4 ogen proberen te spreken. Dat is al heel wat als dat lukt. Maar wat zeg je dan? Hoe kun je uitdrukken wat je voor die ander voelt? En komt dat aan? Lukt het je om het hart van die ander te veroveren?

Daarover gaat het in Hosea.

Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken.

Over wie gaat dat? Over God, die als een verliefde jongen probeert een liefdesrelatie te krijgen met Zijn volk Israël, het meisje waarop Hij verliefd is. Hij wil met haar trouwen. Hij wil háár tot bruid maken. Hij neemt haar mee op date. De woestijn in.

Ik denk dat jij je date niet zo snel naar de woestijn zou brengen. Gezellig is anders. Je gaat uit eten. Of naar de bioscoop. Of naar het strand. Zoiets. Degene waar je verliefd op bent ‘lokken’, ‘de woestijn in leiden’, dat gaat wel heel ver. In deze tijden van #metoo fronsen we daar al snel onze wenkbrauwen bij. Een meisje verleiden, ontvoeren, onder druk zetten. Dat is niet de bedoeling.

Gelukkig leer je dat ook bij seksuele opvoeding. Als een meisje nee zegt, dan is het nee. Respecteer de grenzen van de ander. Ontzettend belangrijk. Niet voor niets zeggen we van oudsher in de kerk: seks hoort binnen het huwelijk.  Daarmee leer je in je verkeringstijd zelfbeheersing en respect voor het lichaam van de ander.

Maar als God ons probeert te veroveren, te versieren, te verleiden tot een relatie met Hem – omdat Hij verliefd is op ons mensen, omdat Hij niet meer zonder ons wil – dan voert Hij ons als het nodig is ‘in de woestijn’. Nu ja, nu is het ook geen first date. Integendeel. Gods geschiedenis met Israël gaat al heel lang terug. Het is een knipperlichtrelatie. Het is huwelijk dat keer op keer dreigt te stranden.

Misschien herken je dat wel, ik wel, … dat je relatie met God niet altijd rozegeur en maneschijn is. Er is vaak sprake van verwijdering. God kan ver weg voelen. Of misschien zeg je zelfs: Gods liefde heb ik nog nooit zo ervaren…, en of ik kan zeggen dat ik liefde voel voor God, of zelfs verliefd ben op Hem?

2

Zijn dat termen waarin je over God denkt? Misschien denk je eerder over Hem als Vader. Of nog verder weg, als ‘Rechter’. En denk je over Jezus als Zaligmaker, als Redder. Dit boekje van de profeet Hosea is bijzonder omdat daarin wel degelijk de relatie tot God als een huwelijk omschreven wordt. Maar wel als een zeer ongelukkig huwelijk.

Hosea moet in zijn eigen leven uitbeelden hoe het er met dat huwelijk voor staat. In hoofdstuk 1 krijgt Hosea de opdracht om met een hoer te trouwen, Gomer. Niet met een vrouw die hoer geweest is, maar nu een net leven gaat leiden. Maar met een vrouw die nog steeds zichzelf tegen betaling aan andere mannen geeft: Hosea krijgt kinderen met Gomer, maar weet niet of het zijn eigen kinderen zijn… Ze krijgen symbolische namen: Lo-Ammi – ‘Niet Mijn Volk’ en Lo-Ruchama ‘Geen Ontferming’.

Dat is wat geweest voor Hosea. Wat een pijn moet dit hem gedaan hebben. Die ontrouw. Die onbeantwoorde liefde. Ik hoop niet dat er hier mensen zijn die dat herkennen, maar waarschijnlijk wel. Want die gebrokenheid in relaties is er ook vandaag de dag: Huwelijken die stuk lopen. Pornoverslaving van je partner. Vreemdgaan. Of een relatie die maar niet van de grond wil komen, en je blijft over als vrijgezel met een gebroken hart. Dat gaat zó diep. Daaraan ga je stuk. Diep als de dood.

Dat is wat Hosea beschrijft. Dat zie je in het Nieuwe Testament ook gebeuren met Jezus. God zoekt Zijn volk op. Maar gaat daaraan kapot. Aan een kruis. De gebrokenheid, de zonde en schuld van ons mensen brengt Hem in het graf. Johannes schrijft over Jezus: ‘Hij heeft de Zijnen liefgehad tot het einde’. Liefgehad tot het einde. Kruis en graf zijn geen ‘simpele oplossing’ voor het probleem van de zonde, geen logische manier van verzoening tussen God en mensen. Ze zijn uitdrukking van een liefdesdrama. Over hoe diep God in Zijn liefde geraakt wordt.

Gomer, de vrouw van Hosea, kende geen liefde voor hem. Zie vers 15 en 16. Ze noemde hem enkel ‘baal’ – dat betekent ‘heer’. Maar dat woord ‘baal’ is ook de aanspreektitel voor één van de belangrijkste afgoden in die tijd. Zo diende het volk van God ook de Baäls, of zelfs: zag God ook enkel als een Baal. God als een figuur van wie je onderdak, eten, drinken, kleding krijgt. Handig om zo iemand te hebben voor je levensonderhoud. Dat doet God nog wel het meeste zeer in dit hoofdstuk: die onverschilligheid, die kilte, die liefdeloosheid. Dat wij Hem wel nuttig vinden, maar laten staan met Zijn liefde.

3

En als je dan denkt dat het over en uit is. Dat dit dus zo’n huwelijk is dat nooit meer goed komt. Dan wordt het Pasen. Dan is daar die dag.

En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God!

De echo van deze woorden hoorden we in Johannes 20.

En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God!

Waar komt dit wonder vandaan? Thomas kan het niet geloven. Maar hij kan er ook niet meer om heen. Hoe kan het?

Hoe komt het dat opeens in deze dramatische profetie, in dit drama dat zich ook in Hosea’s eigen leven voltrekt, zich alles omkeert?

Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken…

Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte.

 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE,

Hoezo ‘daarom’? Wáárom? Er waren toch alleen maar de scherven van een slecht huwelijk? Hoe dan?

Onmogelijk. Verbijsterend. Ongelooflijk. Ja. Maar wat geweldig, toch? Dit mysterie. Dit evangelie. Dat – als voor u, voor jou, voor mij, als het over en uit is – God opnieuw begint. Dan is het graf leeg. Dan is de woestijn in één keer een bron van liefde en overvloed.

Hoe dan? God neemt het woord. Nu spreekt God van Zijn liefde tot je hart. Dat kan God. Want God kent jouw en mijn hart. Hij kent je diepste verlangens. Want geld en spullen en status en waardering, al die dingen waar we belang aan hechten, dat is maar buitenkant, dat weet je ook wel, diep in je hart verlang je naar vrede, naar hoop, naar ‘het ware geluk’, ja, naar dat je geliefd zult zijn in hoe je bent, ook in je gebrokenheid. Totaal en onvoorwaardelijk.

En God zegt je dan dat je dat nergens in deze wereld zult vinden. Maar, zegt God, Ík wil dat geven. Ik geef Mijzelf aan jou.

4

Gemeente, daar gaat het toch om in deze wereld. Zo is Gods weg met Zijn volk Israel. Zo is Gods weg met onze wereld, met ons mensen. Dat in de diepe verlorenheid er een wending komt. In je persoonlijke leven, in je hart, maar dat het van daaruit gaat stralen als een licht de wereld in, dat die liefde van God is als water, water in de woestijn.

Dat het hier begint. Het begint met die ongelooflijke liefde van God voor jou. God spreekt tot je van Zijn liefde, fluistert in je oor, en zo wordt je ziel wakker, herboren, herschapen. Om in het beeld van het huwelijk, van het Hooglied te blijven: God kust je wakker. Pasen gebeurt er. God neemt Zich Zijn volk tot bruid:

Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen.

Ja, want God laat Zich hierin kennen. Zo leren wij Hem kennen. Als een God van liefde. Met ongelooflijke huwelijksgeloften. Onvoorwaardelijk en betrouwbaar, uit één stuk, is Zijn liefde, Zijn goedheid, Zijn zorg. Voor eeuwig genoeg. Voor altijd. Niet tot de dood ons scheidt, maar dwars daar doorheen.

Dat is het begin. Dan komt nog de grote zomer: in vers 17 worden de dieren, de vogels, de hele schepping daarin betrokken, in de vernieuwing. Boog, zwaard en oorlog, verdwijnen van heel de aarde. Vers 20-21 beschrijven de hemel die weer regen geeft aan de aarde, de aarde die weer gewas voortbrengt, koren, wijn en olie zijn er weer in overvloed voor de mensen. Ze ‘verhoren’ elkaar, reageren weer op elkaar, worden opgenomen in het grote koor van de liefde.

Maar het begint er dus mee dat God de liefde in je hart wakker spreekt.

En als je wel eens echt verliefd bent geweest, dan weet je dat liefde niet exclusief is. Opeens ziet de hele wereld er zonniger uit, en strooi je vrolijkheid in het rond waar je ook gaat. Alles lijkt ineens te zinderen van geluk en overvloed.

En dat ‘lijkt’ niet alleen zo. Hier in de kerk spreekt God tot ons. Dat het zó zal zijn! Dat het zo echt gaat worden! Een wereld die niet meer kapot gaat van milieuvervuiling, klimaatverandering, uitsterving van diersoorten, oorlog en haat. Geweldig! Daar gaat het heen!

Wat een brandend verlangen kan dat worden. Toch? Zo is de liefde. Hoe meer liefde, hoe meer verlangen. Hoe meer liefde je zelf ontvangt, hoe meer je het anderen gaat gunnen en geven. Tot je gaat verlangen dat heel de wereld deelt in deze liefde van God, tot je wenst dat iedereen Hem zal kennen.

5

God moet Zijn volk in de woestijn brengen om gehoord te worden. De woestijn is de plaats van straf. In het eerste deel van het hoofdstuk worden daar heftige dingen over gezegd: dat God Israel alles moet afnemen, voedsel, drinken, kleding, tot ze naakt te schande staat. De woestijn.

Maar het is ook de plek van stilte, van privacy, van concentratie. De plek van een goed gesprek. Het is de plek waar het ooit ook begonnen is tussen God en Israel. Nu het huwelijk stuk is, neemt Hij haar mee naar de plek van hun first date. Terug naar het begin, waar ooit bij de Sinaï het verbond gesloten is na de Exodus.

Dat lijkt me voor ons mensen ook goed relatieadvies: als het helemaal mis dreigt te gaan, ga terug naar waar het ooit begon. Wat zagen wij toen eigenlijk in elkaar? Hoe kwamen wij zo verliefd?

Je kunt de wekelijkse kerkdienst zo zien. God neemt ons als gemeente, als Zijn bruid, even een dag apart. Haalt ons even uit onze volle agenda’s. Smartphone even uit. Stil zitten. Om tot je te spreken van Zijn liefde. Dat ondanks wat er mis is gegaan, Hij in Zijn liefde voor jou niet veranderd is. Hij probeert ons daarmee te versieren, het ons te ontlokken, dat ook wij zeggen ‘Mijn God.’

Ben jij al zover? Wat een opluchting is dat, hè. Dat je je mag overgeven aan die eeuwige liefde van Jezus Christus. Het komt er als een zucht uit bij Thomas. ‘Mijn Heer en Mijn God’.

Ben jij al zover? Luister naar die stem, die je ziel wakker kust. Die spreekt tot je hart. Zodat het lijkt alsof alles gaat zingen. En zeg het maar stil voor je uit:

Mijn God.

Amen

All you need is…


Bezinningsdienst L.R. Chapel (5 januari 2018), ds. Teun de Ridder

Koffie en muffins
Muziek: Leonard Cohen – Dance Me To The End Of Love

Welkom en thema
Dit is de eerste dienst in het nieuwe jaar. 2017 was het jaar dat we van huis weggingen, 2018 wordt het jaar dat we weer thuis komen. Hopelijk ook als een stukje wijzere en betere mensen. Een uitzending kan afstompen, maar je kunt er ook innerlijk door groeien. En First things First: dat begint bij de liefde. Liefde, zo zien we deze dienst is méér dan een warm gevoel en romantiek, het is een eerste levensbehoefte, vandaar ‘All You Need Is Love’.

Theme-song The Beatles – All You Need Is Love

Uit het leven van NN + muziek

Bijbel 1 Korinthe 13
Over hoe belangrijk liefde is en wát liefde is, schrijft Paulus in een brief aan de christelijke gemeente in Korinthe. Er is daar allerlei onenigheid over wie de beste en vroomste gelovige is. Hij schrijft dan:

‘Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog de taal van de engelen. Als je geen liefde hebt voor anderen, beteken je niets. Zelfs al laat God je zijn boodschap bekendmaken en krijg je van hem al zijn geheime kennis. En zelfs al heb je zo’n groot geloof dat je bergen kunt verplaatsen. Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak.
Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander. Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen. Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad. Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden. […]
Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde.’

Muziek U2 – One
Prachtig, die liefde, maar in de praktijk soms best lastig. Als het niet lukt, geef je het dan op? Daarover gaat One van U2.

Mijmering All you need is…
Dat het leven leeg is zonder liefde, herkennen wij denk ik allemaal. Wij mensen zijn niet gemaakt om alleen te zijn, wij komen pas echt tot ons recht in relatie tot anderen. Als kind, als partner, als vader of moeder, als collega, als vriend. Dat zijn niet zomaar ‘rollen’ die je speelt, die relaties maken je tot wie je bent. En als het goed is, is er in die relaties sprake van ‘liefde’.
Bij liefde denken wij al snel aan romantiek en erotiek, de liefde tussen partners. Of aan de liefde voor je kinderen, ouders, familie en vrienden. In het Grieks heb je daar de woorden eros en filia voor. Hier, 1 Korinthe 13, gaat het over agapè, dat is ‘onbaatzuchtige liefde’, de bereidheid te geven, er te zijn voor een ander, zonder per se iets terug te verwachten. Dat gaat nog een stap verder.
En dan wordt het ook lastiger, moeilijker. Liefde opbrengen voor wie jou liefhebben, dat is nog niet zo moeilijk. Liefde opbrengen vanuit jezelf, als levenshouding, als karakter, ongeacht de omstandigheden, dat lukt ons maar beperkt. Ook daar kunnen we denk ik allemaal over meepraten. Die liefde is niet vanzelfsprekend. Die kom je niet overal tegen in deze wereld, om het maar zachtjes uit te drukken. Daar zijn we soms slachtoffer van: dat anderen je afschrijven, veroordelen, teleurstellen, gebruiken, en in het uiterste geval zelfs haten.
Maar soms zijn we wat dat betreft zelf ook dader. Ik vind mezelf soms best wel belangrijker als een ander, en soms ben ik jaloers, soms klinken mijn eigen woorden hol, omdat ze niet gemeend zijn.
Soms kan het leven zelf ook ‘hol’ en ‘zinloos’ voelen, zeker hier in de routine van alledag: alles met liefde en van harte doen is veel gevraagd.
Moed, toewijding en veerkracht, dat zijn de woorden die we als militairen leren als het gaat over mentale hardheid. Maar vanuit de christelijke traditie, zou ik zeggen dat daar dus nog iets onder ligt, iets wat dieper gaat en nog meer kracht heeft ook. En dat is liefde. Dat gaat niet over je hoofd, over je kennis en kunde, maar over je hart. Daar ligt de ware kracht van een mens. Zoals hier staat, zo is het: ‘Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.’
Bestaat zulke liefde? Kun je daarin geloven? Is dat niet te mooi om waar te zijn? Waar baseert Paulus dit op? Voor hem – en voor mij als gelovige – verwijst dit naar Jezus. Jezus die zich liet kruisigen uit liefde voor ons. Die alles over had voor mensen die hem meestal nog vijandig gezind waren ook. Die optrok met mensen die door de samenleving uitgespuugd waren: zwervers, zieken, hoeren, collaborateurs en zondaren. Dat is de hoogste liefde die de wereld ooit gezien heeft. Hoe Jezus dat op kon brengen, doordat Hij God was (wat ik denk…) of een heel bijzonder mens: het blijkt mogelijk te zijn. Ware liefde bestaat. Dat is door Hem bewezen.
En die liefde bestaat niet per se in spectaculaire daden, wordt hier benadrukt:
het bestaat niet uit bergen verzetten, al je bezittingen aan de armen schenken of je leven geven in het vuur als martelaar. Het bestaat in de kleine dingen die je van harte doet, in een vriendelijk woord, blij zijn met het goede, een lelijk woord inslikken. Ergens in de Bijbel zijn de woorden van Jezus opgetekend als antwoord op de vraag: ‘Wat moet ik doen om in de hemel te komen?’ De vragensteller verwachtte een uitgebreid antwoord, want dat moet toch een hele prestatie zijn, wil je dat verdienen. Maar Jezus antwoordde heel simpel: ‘Degene die een beker water geeft aan iemand die dorst heeft.’
Dat is voor niemand van ons onbereikbaar. Daar kunnen we allemaal mee vooruit en in groeien.

Muziek Stef Bos – Ik heb je lief
We luisteren naar Stef Bos, die liefde het ‘medicijn’ van het leven noemt.

Kaarsjes
Muziek: Elvis Presley – You’ll Never Walk Alone
We steken kaarsen aan. Uitdrukking van onze liefde. En een beroep op Gods liefde.
Voor thuis, waar jij en ik gemist worden, om kracht en liefde.
Voor Afghanistan, om geloof op een betere toekomst.
Voor alle collega’s op missie, dat zij bewaard blijven en hun werk vruchtbaar is.

Gebed – Onze Vader

Uitsmijter The Blues Brothers – Everybody

Zegen
Laten Gods vrede en de rust van dit moment je lang bij mogen blijven.

Dit bericht kan informatie bevatten die niet voor u is bestemd. Indien u niet de geadresseerde bent of dit bericht abusievelijk aan u is toegezonden, wordt u verzocht dat aan de afzender te melden en het bericht te verwijderen. De Staat aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die verband houdt met risico’s verbonden aan het elektronisch verzenden van berichten.

This message may contain information that is not intended for you. If you are not the addressee or if this message was sent to you by mistake, you are requested to inform the sender and delete the message. The State accepts no liability for damage of any kind resulting from the risks inherent in the electronic transmission of messages.

Top2000-kerkdienst


Bezinningsdienst Lion’s Rock Chapel (5)
29-12-17 //ds. T. de Ridder

Koffie en muffins
Muziek:

Welkom en thema
Goed dat jullie hier zijn. Ik wens jullie in Gods naam een mooie Top2000-dienst. Ik steek de kaars aan als symbool van al het goede en het mooie in ons leven. Voor mij als gelovige daarom ook symbool van de aanwezigheid van Jezus Christus.

Top2000-diensten worden zijn in Nederland een nieuw fenomeen, dat best goed aanslaat. Waarom? Daarvoor luisteren we Daniël Lohues – Baat bij muziek (niet in de top2000…)

Theme-song: Live – Lightning Crashes (nr. 191)
De top2000 wordt aangevoerd door nummers als Bohemian Rhapsody, Hotel California en Stairway to Heaven. Al die nummers en veel van de top 20 gaan over sterven, doodgaan, hemel en hel. Niet zo gek in de laatste, donkere week van het jaar. Juist dan worden we nostalgisch, kijken we terug, en missen we hen die ons ontvallen zijn. Grote vragen komen dan boven: is er leven na de dood, en waar heeft het leven voor gediend. Is het goed geweest, bén je goed geweest? Nikki droeg aan Lightning Crashes van Live. Beide thema’s, leven en sterven, komen daarin naar voren:

Kaarsjes:3 Doors Down – Here without you (nr. 803 )
I’m here without you baby / But you’re still with me in my dreams. Die prachtige regels komen uit Here without you, aangedragen door Wanda. Als we dat luisteren steken we kaarsjes aan, juist voor diegenen die we missen. En ik geloof dat God daar het Zijne mee doet. Ik steek de grote kaarsen aan voor:
– Thuis, dat het soms moeilijk is, maar dat volhouden loont.
– Afghanistan, ook na zo’n lange tijd oorlog, geloof in toekomst samen
– Collega’s op missie, veilig en vruchtbaar in hun werk

Bijbelverhaal: 1 Samuel 16:14-23
In de Bijbel staat ook een prachtig oud verhaal over hoe troostend en helend muziek kan zijn als je het even niet meer ziet zitten:
‘De geest van de Heer was weggegaan uit Saul. In plaats daarvan stuurde de Heer een kwade geest naar Saul om hem bang te maken. De dienaren van Saul zeiden tegen hem: ‘U hebt last van een kwade geest van God. Wilt u dat wij iemand voor u zoeken die harp kan spelen? Dan kan hij muziek maken als u last hebt van de kwade geest. Dan zult u zich beter voelen.’ En Saul zei: ‘Ja, zoek een man die goed harp kan spelen, en breng hem bij me.’ Eén van de dienaren zei: ‘Ik ken iemand die goed harp kan spelen. Het is de zoon van Isaï uit Betlehem. Hij is sterk, en hij is een goede soldaat. Hij is slim en knap om te zien. En de Heer helpt hem.’
Saul stuurde mannen naar Isaï met de boodschap: ‘Stuur mij je zoon David, die op de schapen en geiten past.’
Toen stuurde Isaï zijn zoon David naar Saul. Isaï gaf David een jonge geit, brood en wijn mee. Hij legde alles op de rug van een ezel. David ging voor Saul werken en Saul ging veel van hem houden. Zo veel dat David zijn persoonlijke dienaar werd. Saul liet aan Isaï vragen: ‘Mag David altijd voor mij blijven werken? Ik ben erg tevreden over hem.’
Als Saul last had van de kwade geest, kwam David met zijn harp. Als hij muziek maakte, voelde Saul zich beter. Want dan ging de kwade geest weer weg.’

Muziek: Pearl Jam – Alive (nr. 37)
Saul zit aan de grond. God heeft hem verlaten. Waarom, daar zal ik zo iets over zeggen. Wie is hij nog? Wie mag hij nog zijn? Waarom leef ik nog? Vragen die in Alive van Pearl Jam, aangedragen door Marije, ook maximaal langs komen. Het liedje gaat over een jongen die te horen krijgt dat zijn echte vader dood is, en dus in een leugen geloofd heeft en dat maar even moet zien te verwerken.

Mijmering:Grace
Saul heeft behoefte aan muziek. In feite aan iemand die hem troost. Zijn verdriet gaat dieper dan een teleurstellinkje, een traantje hier en daar. Tegenwoordig zouden we het misschien een depressie noemen. Al is hier sprake van iets nog diepers: Als koning heeft Saul het verprutst rond 1000 v.Chr., en dat wordt hem door God aangerekend, en dat voelt hij diep. Hij voelt zich schuldig, hij zit levensbeschouwelijk ook aan de grond.
Hij doet het beste wat hij kan doen: hij schakelt hulp in. Hulp van een muzikant. David komt aan het hof. David zal de volgende koning worden, maar dat weet Saul niet. Het lijkt misschien of God Saul heeft laten vallen, maar dat betreft zijn functie als koning, niet zijn menszijn. Want ondertussen zorgt God dat David er is om Saul op te vangen. En David zingt liederen over God, psalmen.
Saul kan er zelf niet meer in geloven, maar vindt het wel heerlijk om ernaar te luisteren. Dat is wat muziek voor je kan doen: gevoelens en verlangens die diep in je hart leven verwoorden en tot uiting brengen, beter dan je het zelf misschien zou kunnen. Dan voel je je toch ergens gekend en begrepen. Soms is het heerlijk zo mee te liften op het geloof van iemand anders, die net even sterker staat dan jij.
Misschien ervaar je dat hier ook wel op uitzending: normaal zit je helemaal niet wekelijks in een kerk, en ik ben misschien wel de eerste dominee die je hebt leren kennen. En toch ervaar je hier iets van het weldadige van samen stil zijn, kaarsje aansteken en gebed, luisteren naar de oude verhalen uit Bijbel, je laten inspireren en laten zegenen. Die gedachte hoort ook bij de kern van het christelijk geloof: Je mag leven van genade, van dat wat je niet zelf verdiend, gepresteerd of verzonnen hebt, en toch ontvangt. Zomaar.
Veel van de liedjes in de Top2000 zijn uitgesproken religieus en christelijk, in het verlangen naar Iemand die er voor je is, die je opvangt, die je thuis brengt, voor Saul was David dat, en in feite eigenlijk God zelf. Voor mij werkt dat ook zo. We luisteren zo naar Fix You van Coldplay: Lights will guide you home / And ignite your bones / And I will try to fix you

Muziek: Coldplay – Fix you (nr. 8)

Muziek: Guus Meeuwis – Brabant (nr. 50)
Muziek kan dat doen. Je fixen. Je thuis brengen. Soms moet je gewoon luisteren naar muziek als Brabant van Guus Meeuwis en je bent even thuis. Zoals Stanley in Brabant, of waar je huis ook woont. En dan is het weer goed.

Gebed
God, wat mooi dat we muziek hebben.
Een gave van U.
Die ons troost.
Die ons blij maakt.
Die ons raakt.
Die ons stil maakt.
Die ons verbindt.
Zo leven we van genade.
Van wat U geeft.
Van wat we zomaar ontvangen.

Onze Vader…

Uitsmijter: Neil Diamond – Sweet Caroline (nr. 330)
De Top2000 gaat over het leven en over de dood. Maar vooral over de liefde. We luisteren Sweet Caroline, aangedragen door Ton natuurlijk, maar vul gerust de naam in van je eigen lief.

Zegen
Laten Gods vrede en de rust van dit moment je lang bij mogen blijven.

Muziek

Artiest Nummer Top2000#
Daniël Lohues Baat bij muziek
Donny Hathaway A song for you
Coldplay Fix You 8
Racoon Oceaan 24
Fleetwood Mac Go Your Own Way 33
Pearl Jam Alive 37
Guus Meeuwis Brabant 50
Wim Sonneveld Het Dorp 62
The Animals House of the Rising Sun 77
Stef Bos Papa 91
Oasis Wonderwall 100
Ed Sheeran Shape Of You 103
Marco Borsato Dochters 109
Live Lightning Crashes 191
Fleetwood Mac Sara 261
Evanescense My Immortal 283
Neil Diamond Sweet Caroline 330
Bon Jovi Always 731
3 Doors Down Here Without You 803
Eminem Lose Yourself 1445

Dit bericht kan informatie bevatten die niet voor u is bestemd. Indien u niet de geadresseerde bent of dit bericht abusievelijk aan u is toegezonden, wordt u verzocht dat aan de afzender te melden en het bericht te verwijderen. De Staat aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die verband houdt met risico’s verbonden aan het elektronisch verzenden van berichten.

This message may contain information that is not intended for you. If you are not the addressee or if this message was sent to you by mistake, you are requested to inform the sender and delete the message. The State accepts no liability for damage of any kind resulting from the risks inherent in the electronic transmission of messages.

Christen-zijn is een liefhebberij

Preek over 1 Johannes 4,7-21

File:Master of the Life of the Virgin - Christ on the Cross with Mary, John and Mary Magdalene - WGA14591.jpg

Anoniem – Christus aan het kruis met Maria, Johannes en Maria Magdalena (ca. 1465)

Gemeente van Jezus Christus,

Naar de kerk komen doe je voor je lol toch? Voor je plezier. Natuurlijk heb je wel eens geen zin. Zeker niet als het warm weer is, dan slaat de twijfel toe: Zal ik lekker in mijn tuinstoel blijven zitten? En er zullen vast kinderen of jongeren zijn, die hier zitten, en denken: Ik moest mee van mijn ouders…

Maar toch: niemand heeft ons gedwongen om hier te zitten. Dat is niet wettelijk verplicht, of zo. Er zijn tijden geweest dat er zoveel sociale druk was, dat je er niet onderuit kon, onder die wekelijkse kerkgang, maar dat is niet meer. Je kiest er zelf voor om hier te zijn, of om hier niet te zijn. Vandaar dat ik zeg: U zit hier voor uw lol, voor uw plezier. En dat is prachtig, want daarmee zijn we bij de kern van wat kerk-zijn en christen-zijn is. Het is een liefhebberij. Dat is het ten diepste.

Ik bedoel dat niet op een oppervlakkige manier. Wij hebben allemaal onze hobby’s. Dat zijn liefhebberijen. Je kunt gek zijn op de Tour de France, Tour of Duty, tuinieren, televisiekijken, tekenen, of terrasjes. Het zijn dingen die je interessant vindt, waarvan je ontspant, waarmee je je vrije tijd graag vult. Hobby’s. Liefhebberijen. Misschien klinkt het je raar in de oren als ik zeg dat christen-zijn, geloven in dat rijtje van liefhebberijen thuishoort. Toch is dat woord liefhebben het woord wat het vaakst voorkomt in 1 Johannes 4:

7 laten wij elkaar liefhebben…ieder die liefheeft, is uit God geboren

11 als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben

12 als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons

19 wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad

21 wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben

Christen-zijn, het gaat om liefhebben, het is een liefhebberij. Waarom legt Johannes daar zo de nadruk op? Dat zal wel nodig geweest zijn, denk je dan. Als hij zo nadrukkelijk zegt: “Laten wij elkaar liefhebben”, “wij moeten elkaar liefhebben”, dan zal het daarmee wel niet helemaal snor hebben gezeten. En inderdaad. Tussen de regels van deze brief door krijgen we de indruk dat er nogal wat onrust en onmin is in de gemeente waaraan hij schrijft. De onderlinge liefde, de liefhebberij, is uit beeld of dreigt uit beeld te raken.

Dat gaat heel gemakkelijk. Toen ik met de voorbereiding van deze preek bezig was, merkte ik dat bij mezelf ook weer. Ik ben natuurlijk dominee geworden, omdat ik van Jezus houdt en graag over Hem wil vertellen. Liefhebberij dus. Maar in de praktijk van alledag drink ik koffie met militairen op de kazerne, ga ik mee op oefening, ben thuis met de kinderen aan het spelen, de zolder aan het verbouwen, volg het nieuws over Turkije en Trump en de Tour. Bidden, Bijbellezen, naar de kerk gaan blijf ik wel doen, wat dat maakt onderdeel uit van mijn vaste routine. En toch, eigenlijk ben ik wel heel erg met mezelf en mijn eigen leventje bezig. Ben ik gericht op de buitenkant, en vergeet ik de binnenkant. Vast voor u en jou herkenbaar.

Het kan ook doorschieten naar de andere kant: dat je te serieus met God bezig bent. Dat klinkt raar, maar dat kan. Dat je ook dan de liefde uit het oog verliest, de ontspanning. Wanneer je tobt met je eigen zonden, en in een kringetje ronddraait. Of dat je zo graag anderen het geloof wil geven, of wil dat ze leven volgens Gods wet, dat het je gaat frustreren. Dat de afkalving van de kerk en het christendom of het gebeuren in de wereld je aangrijpt en terneerslaat. Ook dan ben je gericht op de buitenkant, en vergeet je de binnenkant.

Johannes brengt ons weer bij de les, bij de binnenkant: Vergeet niet! Christen-zijn is geen tobberij, maar liefhebberij. Het draait om de liefde, liefde onder elkaar, liefde tot elkaar, en dat God van ons houdt en wij van Hem.

Tenminste ik hoop, dat u daar ook warm van wordt. Dat je kunt zeggen: ‘Ja! God heeft mijn hart gestolen. Ik houd van Hem. Ik houd van Zijn gemeente. Ik houd van mijn broeders en zusters. Ik vergeet het soms, maar nu u het zo zegt, ja! Daar gaat het om! Ik zit hier niet omdat het moet, ik geloof niet uit gewoonte, maar het heeft mijn hart. Hij heeft mijn hart!’

Als dat niet zo is, als je dat niks zegt, dan heb je er nog niets van begrepen, of, zoals Johannes het dan schrijft: ‘Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.’ Hopelijk breekt dan bij jou door deze preek die liefde door.

Geliefden, God is liefde. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Prachtig.

Maar weet u dat het bij mij toch ergens ook altijd begint te kriebelen? Liefde. Daar kan niemand tegen zijn is, maar het is ook een beetje soft. Misschien komt het door al die goedkope liefdesliedjes op de radio. Top 1 hit van dit moment: Justin Timberlake – I got this feeling inside my bones… it’s something magical, it’s in the air, it’s in my blood, it’s rushing on, I don’t need no reason, don’t need control… nothing I can see but you, when you dance.

Mensen hebben behoefte aan rozegeur en maneschijn, aan warmte en geborgenheid. En we hebben al snel het idee dat het daarover ook gaat als het gaat over Gods liefde voor ons. Gods liefde als een warm bad. Gods liefde waarin wij ons kunnen koesteren als een poes op de vensterbank die spint in de zon. En als afgeleide daarvan de ‘onderlinge liefde’ als een soort smeermiddel voor de samenleving: ‘als we allemaal nou eens gewoon aardig zijn tegen elkaar, dan ziet de wereld er een stuk beter uit’.

Maar dat is niet de boodschap van Johannes, van de Bijbel. In de Bijbel horen we niet dat mensen zo geliefd zijn, omdat ze waardevol zijn, omdat ze er mogen zijn, en is liefde geen magisch gevoel of bezwerend woord waardoor alles koek en ei is tussen mensen onderling. Dat is een soort van “comfort-christendom” wat je her en der nog wel eens tegenkomt. Veel boekjes van bijvoorbeeld Max Lucado hebben die ondertoon. Dat is enorm troostend en bemoedigend, maar op zijn zachtst gezegd eenzijdig.

God houdt niet van ons omdat wij zo waardevol, zo bijzonder of zo mooi zijn in Zijn ogen. Als wij zo over Gods liefde denken, dat wordt God iemand die er is om ons zelfvertrouwen te geven, of ons zelfbeeld op te poetsen. We worden er sterkere en betere mensen van. Met andere woorden: Gods liefde voor ons is dan een soort argument om onszelf op een voetstuk te zetten, om ons belangrijk te voelen.

In de Bijbel is het eerder omgekeerd. Zoals Johannes over Gods liefde schrijft, breekt dat onszelf eerder af. Haalt het ons van het voetstuk, het zet het God in het middelpunt. Want lees eens goed vers 10:

‘Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen,  maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond  als verzoening voor onze zonden.’

Niet dat wij God lief hebben gekregen. Dat ging allemaal niet zo geweldig, nee. Voor een jood, en dat is Johannes, gaan bij deze woorden allerlei belletjes rinkelen, associaties naar het Oude Testament. Naar de woorden uit Deuteronomium 6,4-5 die gelovige Joden ook vandaag de dag nog dagelijks herhalen, het Sjema Jisrael:

‘Luister Israel! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.’

Daar is in die hele lange geschiedenis van het volk Israel weinig van terecht gekomen. We lazen uit het einde van Deuteronomium hoe het ging: Het volk diende afgoden, riep Gods toorn over zich af, werd in ballingschap weggevoerd. Het volk viel van zijn voetstuk, totaal mislukt, het liefdesverbond verbroken. De profeet Hosea schrijft daar hartverscheurend over, en beleeft dat ook zelf hartverscheurend als hij met een hoer moet trouwen, die vreemd blijft gaan, als illustratie bij hoe God Zijn liefdesrelatie met Israel beleeft. Zover is het gekomen.

Dat klinkt allemaal door in die paar woorden ‘niet dat wij God lief hebben gekregen’, nee, integendeel. ‘Hij zond Zijn Zoon als verzoening voor onze zonden.’ Ja, zo zijn wij er aan toe. Voor Johannes is dat niet iets van het verleden, maar hij praat in de ‘wij’ vorm. Hij herkent zichzelf er in. En betrekt ook zijn lezers, ook ons daarbij. Die hele geschiedenis van Israel, dat kun je gerust doortrekken in je eigen leven. Ook uit ons borrelt niet vanzelf de liefde voor God en elkaar op. In vers 20 heeft Johannes het er zelfs over dat er tussen broeders sprake is van haat.

Het woord ‘liefde’ is Bijbels gezien geen smeermiddel, maar schuurmiddel. Het loopt met die liefde allemaal maar moeizaam, het staat onder spanning.

Tenminste, van onze kant dan. Temidden van die spanning, die spanning in de gemeenten, waaraan Johannes schrijft, waar eerder sprake is van onderlinge haat, dan van onderlinge liefde. Dan schrijft hij over “God is liefde”. Wij hebben Hem niet liefgehad, maar Hij ons wel! Bij God is geen sprake van een liefdestekort, bij God is het nooit tobberij geworden, maar altijd liefhebberij gebleven.

Johannes doet daarmee iets heel moois. Hij zet God weer in het midden. In het centrum van het gemeenteleven, in het centrum van ons leven. Bij ons bestaat keer op keer het risico dat als we bij onszelf of bij een ander gebreken constateren, dat we terugvallen in moralisme, in verbeterplannen. Je ziet dat in de politiek: bij justitie worden fouten gemaakt, of bij de pgb-administratie, dan zetten we er een nieuw poppetje neer, we beloven het beter te doen.

In ons eigen leven leggen we onszelf vaak ook die druk op: Nóg even net een stapje harder lopen, en je kunt promotie maken, of populair worden. Net even een iets duurdere vakantie boeken, leuk voor het verhaal aan je collega’s en op facebook. Mooi weer blijven spelen tegen bepaalde kennissen of familie, waaraan je je eigenlijk vreselijk irriteert. We nemen vaak zo vreselijk veel op onze schouders.

Johannes komt niet met allerlei tips en trucs om op eigen kracht een liefdevol en geslaagd leven te leiden. Hij wijst ons niet op onze verantwoordelijk en de plicht om het met elkaar te rooien. Hij werpt ons niet terug op zichzelf, maar werpt ons terug op God. Hij zet God weer in het midden.

Vers 12-13 ‘Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.’

Liefde putten we niet uit onszelf, dat ontvangen we. God zelf is bij ons, aanwezig als de heilige Geest. Ons hart is niet de bron van de liefde, maar een emmer die gevuld wordt met liefde. God buigt zich naar ons neer, God kijkt naar ons om. God komt zelf. Zo werd het al beloofd in Deuteronomium 30,6

‘De HEERE, uw God,  zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult.’

Dat is precies wat Jezus gedaan heeft. Hij is gekomen,  in Hem zien en ervaren wij de liefde van God. Hij is de Zaligmaker van de wereld, vers 14. De redder, die onze zonden verzoent. Hij haalt het deksel van de emmer van ons hart, stort het vol met Zijn liefde en verlaat ons niet meer.

‘Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.’

Niet wijzelf op een voetstuk, maar God op een voetstuk, God in het centrum, God in het hart. Alleen daardoor, en alleen dan, kan er sprake zijn van liefhebberij. Alleen dan komen we tot ons doel, alleen dan kan de liefde stromen.

Let wel: de liefde die Johannes bedoelt is niet vlinders in je buik, is niet leven op een roze wolk. Want wat is die liefde van God? Waar zie je nou wat die liefde is? Dat zie je aan Jezus, de Zoon van God. Met een andere woorden: het is geen gevoel, maar daad. God zend zijn Zoon als verzoening van onze zonden, zegt hij in vers 10. Hoe diep die liefde is, hoe ver die liefde gaat, zien wij daaraan. Johannes heeft zelf gestaan bij dat kruis op Golgotha, waar Jezus hing te lijden en te sterven.

Vers 14: ‘Wij hebben het gezien’, vers 16: ‘wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd.’

God heeft zijn liefde bewezen.

Tussen twee haakjes: Ook de liefde die tot God hebben, betekent niet dat wij alleen warme gevoelens voor Hem moeten koesteren. Dat dat alleen bestaat uit het zingen van “God heb ik lief, want die getrouwe Heer, hoort mijn stem.” Nee, ook daar wordt het heel concreet, moet iets zichtbaar worden, vers 20:

‘Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar.’

Met andere woorden: Er kan geen kloof bestaan tussen je hart en je leven. Tussen zondag en maandag, tussen je geloof in God en je dagelijks leven.

Zoals die kloof bij Jezus er niet was. Jezus praatte niet alleen over God, Jezus bad niet alleen, Jezus ging niet alleen naar de tempel, Jezus zong niet alleen de psalmen en vierde de Joodse feesten – dat deed Hij allemaal ook, en van harte – maar Hij bewees zijn liefde in zijn daden.

Hij was gehoorzaam aan Zijn Vader, Hij hield zich volkomen aan Gods wet, Hij stond altijd klaar voor de mensen. Niet omdat het moest, want keer op keer lees je over Jezus: ‘Hij was met innerlijke ontferming bewogen.’ Mensen de weg wijzen naar God, luisteren naar hun zorgen, zieken genezen, zonden vergeven, sterven aan een kruis, het was niet zomaar een taak, een opdracht. Hij gaf Zichzelf helemaal. Hij wijdde zich compleet toe. Tot in de dood. Tot en met het dragen van onze zonden en vloek.

En dat zonder morren, zonder mitsen en maren, zonder tobberij, maar als liefhebberij.

‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’

Vers 19. Zo werkt dat, zegt Johannes. Zo zit geloven in elkaar. Zo is het bij mijzelf gegaan. Zo komt het ook bij ons tot ware liefde en liefhebberij. Dat kunnen wij niet maken. Ook in die valkuil moeten we niet stappen. In de Bijbel heeft liefde alles te maken met gehoorzaamheid, met het houden van Gods geboden. In één adem wordt dat elke keer weer genoemd (Deut 30,2):

‘En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied.’

Net zoals de liefde met heel het hart en met heel de ziel, is de gehoorzaamheid het ook. Daarin bewijst zich de liefde. Maar we moeten dan niet denken dat liefde en gehoorzaamheid hetzelfde is. Liefde is breder, dieper, warmer. Daar komt het gevoel bij, de aanhankelijkheid, het vertrouwen, de toewijding, het plezier, de vreugde, de blijdschap.

Dat is het grote raadsel en het grote wonder van God: al zijn wij zondaren, al zijn wij van ons voetstuk gevallen, al brengen wij geen liefde en gehoorzaamheid op, God vind vreugde, blijdschap, plezier in u en jou en mij. We zijn het niet waard, het is totaal onverdiend, het is volkomen genade. En toch: Hij houdt van jou.

Die liefde is verder onverklaarbaar. Die komt alleen maar op uit Wie God, uit Zijn karakter: volkomen goed, barmhartig en rechtvaardig. Al hebben wij er alles aan gedaan om die liefdesrelatie te verbreken, Hij heeft er alles aan gedaan om die liefdesrrelatie te herstellen en vast te houden. Hij heeft al de schuld op Zich genomen, Hij stierf ervoor aan het kruis.

Ja, dat doet wat met mij, en ik denk met jou ook. Als je dat hoort. Dat die Eeuwige God, de Grootheid en Macht en Heerlijkheid en Goedheid zelf, zegt: ‘Ik wil bij jou zijn, Ik doe daar alles voor, geef er de hemel voor op, mijn eigen leven. Omdat Ik van je houd. Ik blijf bij jou. En jij mag bij mij blijven.’ Dat doet wat met ons, dat maakt blij, dat schept vertrouwen en aanhankelijkheid, dat maakt je bereid tot toewijding en gehoorzaamheid, dat schept liefde. Dat maakt van geloven een liefhebberij.

Het wordt bijna een spelletje. Het maakt ons tot kinderen. Zo totaal onbezorgd als kleine kinderen eindeloos kunnen spelen in de zandbak of met het zwembad bij warme dagen. Ongecompliceerd boekjes lezen, tekenen of voetballen. Zo mag geloven zijn.

Ontspannen, vrijmoedig en zonder angst. De kramp is er uit. Dat ligt heel dichtbij de woorden van Jezus, dat we het Koninkrijk van God moeten binnengaan als kinderen. Johannes pakt dat thema op in hoofdstuk 3,1, het hoofdthema van de brief:

‘Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen van God.’

Daarbij sluiten de verzen 17-18 aan:

‘Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid mogen hebben op de dag van het oordeel. Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit.’

Als kinderen van de Vader, mogen we geloven dat het dankzij Jezus weer helemaal goed zit. We hoeven niet meer bang te zijn voor God, niet bang te zijn voor de dood, niet bang te  zijn voor het einde van de wereld. Leven in vrijmoedigheid en zonder angst. Zo licht, speels en ontspannen mag het zijn. Niet omdat er niet van alles op ons af komt vanuit de wereld. Niet omdat er niet voldoende dingen zijn om je zorgen over te maken. Maar omdat je zeker bent van de liefde van de Vader, van de liefde van Jezus Christus, omdat het de liefde van je leven is. Omdat Hij bij jou is en jij bij Hem.

Christen-zijn. Kind van de Vader zijn. Het is totale liefhebberij.

Amen

Rode draad van de Bijbel (8) – Algemene brieven

Preek in een serie over de hele Bijbel. Ditmaal over de bijbelboeken Hebreeën* t/m Judas, de katholieke/algemene brieven.

Bambini, Niccolo – Ariadne and Theseus

Gemeente van Jezus Christus,

  1. Houd vast aan de draad! (Hebreeën 2,1-4)

In de Griekse mythologie is er het prachtige verhaal over Theseus. Theseus is de zoon van de koning van Athene. Athene is op dat moment in de macht van de koning van Kreta, Koning Minos. Theseus wordt als gevangene naar Kreta gestuurd om de minotauros, een half mens half stier, op Kreta te verslaan. Dan zal de macht van Kreta gebroken zijn. Die minotauros woont in een labyrint, een doolhof. Zodra de  dochter van koning Minos, de prinses Ariadne Theseus ziet, wordt ze verliefd en geeft hem in het geheim een zwaard en een kluwen wol, vóórdat hij het labyrint in gaat. Met het zwaard kan hij de minotauros verslaan, en met de draad kan hij de weg naar de uitgang van het labyrint weer vinden. Als hij die bij het naar binnen gaan uitrolt, hoeft hij op de terugweg alleen maar die draad te volgen naar de uitgang en kan hij niet verdwalen. En zo gebeurt het, Theseus verslaat de minotauros, en komt via de draad weer naar buiten.

Daar moest ik aan denken, nu wij de rode draad van de Bijbel weer oppikken in de algemene brieven van het Nieuwe Testament. Je zou kunnen denken dat de Bijbel af zou zijn na de evangeliën en de zendingsreizen van Paulus. Alle grote ‘heilsfeiten’, de schepping, de geschiedenis van Israël, de komst van Jezus Christus, Zijn kruis, en opstanding, de vestiging van Zijn Koninkrijk, zijn allemaal aan bod geweest. Wat valt er dan verder nog te vertellen?

Dan kun je de Bijbel vergelijken met die bol wol die Theseus in handen gedrukt kreeg. Het was niet de bedoeling dat hij die netjes opgerold zou laten zitten, maar dat hij die zou gebruiken. Ja, dat zou zelfs zijn leven redden. Hij zou de weg naar het leven terug ermee kunnen vinden uit het labyrint. Zo is de Bijbel voor ons niet een boek met allemaal ‘heilsfeiten’ wat we voor kennisgeving aan kunnen nemen, maar we moeten er iets mee doen. Die rode draad van de Bijbel, vormt de draad waaraan wij ons vast moeten houden, die onze levensroute en levensstijl bepaald.

Zo staat er geschreven in Hebreeën 2:

1 Daarom moeten wij ons te meer houden aan wat door ons gehoord is, opdat wij niet op enig moment afdrijven. 2 Want als het woord dat door engelen gesproken werd, al bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving, 3 hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en die aan ons is bevestigd door hen die Hem gehoord hebben. 4 God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil.’

Dat is wel de kern van dit boekje Hebreeën: ‘Daarom moeten wij ons te meer houden aan wat door ons gehoord is, opdat wij niet op enig moment afdrijven.’

Dit boekje is niet echt een brief in eigenlijke zin. Het is een meer preek, waarvan we de schrijver niet kennen, die rondgestuurd werd in de vroeg-christelijke gemeenten. Heel dringend wordt de gemeente opgeroepen om trouw te blijven aan het geloof in Jezus Christus. Om te groeien in het geloof. Om te putten uit de Heilige Schrift.

Blijkbaar ging dat niet vanzelf. Regelmatig wordt in dat boekje Hebreeën genoemd dat ze aanvankelijk het geloof in Jezus Christus met enthousiasme ontvangen hebben, maar dat er langzamerhand de klad in lijkt te komen. Er is geen groei in het geloof. Er haken mensen af. Van de praktijk van het christelijk leven komt niet zoveel terecht. Blijkbaar gaat dat niet vanzelf.

Een doorgaande lijn in Hebreeën en de andere brieven is dan ook: Gebruik die schatten die aan je zijn overgeleverd! Houd vast aan de Rode draad! Volhard in het geloof! Want anders loop je het risico om te verdwalen en alsnog verloren te gaan. Hebreeën heeft het over vergelding die we zullen ontvangen als we het evangelie veronachtzamen.

  1. … en niet alleen in theorie! (Jakobus 2:14-17)

Het gaat om gehoorzaamheid. Niet alleen luisteren naar het evangelie. Niet alleen in je Bijbel lezen en die dan weer dicht doen, maar om de praktijk.

Dat is ongelooflijk scherp. Een scherpte die wij gemakkelijk vergeten, maar die in deze brieven keer op keer benadrukt wordt. Vooral in de brief van Jakobus. Dat is niet de apostel Jakobus (die werd al vrij snel na Pinksteren onthoofd door Herodes), maar Jakobus de broer van Jezus, die de leider werd van de gemeente in Jeruzalem na Pinksteren. Jakobus had aanvankelijk niet in zijn broer geloofd, maar na Pasen en Pinksteren werd hij één van de invloedrijkste leiders in de vroeg-christelijke kerk. Hij schrijft:

14 Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? 15 Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, 16 en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? 17 Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood.’

Dat zijn heftige woorden: Als je wel gelooft in Jezus, maar daar is verder niets van te merken in je leven, in je gedrag, in je daden, dan is je geloof dood en zinloos. Daar kom je de hemel niet mee in. Ontzettend scherp. Maar ook ontzettend waar.

Misschien denk je wel: ‘Hè, maar Paulus zegt toch precies het tegenovergestelde? ‘We worden niet gerechtvaardigd uit onze werken, maar uit het geloof, door genade.” Maar dan moet je beseffen tegen welke fronten Paulus en Jakobus zich richten. Paulus richt zich tegen jood-christenen die aan heidenchristenen de wet van Mozes op willen leggen. Die beweren dat je wel besneden moet zijn en je aan de joodse reinheidswetten en feestdagen moet houden. Daarvan zegt Paulus: die ‘werken van de wet’ zijn niet zaligmakend, een christen is ‘vrij van de wet’ en leeft van genade.

De ruimte van die genadeverkondiging is geweldig groot en bevrijdend en dat moeten we ook laten staan. Maar het gaf in de vroeg-christelijke gemeenten, en ik denk vandaag de dag ook nog, het misverstand dat Gods regels er niet meer toe doen, dat je zonden toch vergeven worden, dat daadwerkelijke gehoorzaamheid aan Jezus Christus mínder van belang is dan het innerlijke geloof in Hem. Dat christen zijn toch vooral is dat je braaf de kerkdiensten bezoekt en dat je er van binnen overtuigd bent dat Jezus de Heere is.

Dáárvan zegt Jakobus: Dat is een ernstig misverstand. Dat verzint Jakobus niet zelf, dat heeft hij van zijn eigen broer, Jezus, onze Heere, die in de Bergrede, de grondwet van Gods Koninkrijk, ook al zei (Mattheus 7):

18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen. 19 Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen. 21 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.’

Oftewel: De Rode draad van het evangelie moeten wij vast houden, en dat wil niet alleen zeggen dat wij geloven wat in de Bijbel staat, maar dat wij léven wat in de Bijbel staat. Dat we niet alleen  de geschiedenis van de Bijbel kennen, maar dat we beseffen onderdeel uit te maken van dat grote verhaal in de Bijbel, van de vestiging van de heerschappij van Jezus Christus over heel de aarde, ook in onze tijd, ook in ons leven. Dat we niet alleen horen over genade en vergeving, maar zelf ook genadig en vergevend zijn voor de mensen om ons heen. Dat we het niet alleen horen over naastenliefde, maar ook daadwerkelijk tijd en geld aan de hulp aan onze naaste besteden.

Dat we niet alleen als consumenten in de kerk zitten, maar actief meehelpen met de opbouw van de gemeente. Anders kun je jezelf een heel gelovig en orthodox mens vinden, maar dan hoor je er niet bij. Niet bij Jezus.

  1. Het gaat door het lijden. (1 Petrus 2:19-21)

Je kunt je natuurlijk afvragen waarom in deze algemene brieven zo deze nadruk wordt gelegd op vasthouden, op volharden, op gehoorzaamheid, op discipline. Dat klinkt allemaal zo streng. Maar zo is het niet bedoeld. Het heeft alles te maken met de tijd waarin deze brieven geschreven werden, vanaf ongeveer 60 tot 100 na Christus.

Dat was een tijd waarin na een aanvankelijk onstuimige groei, de tegenstand in de samenleving, van de kant van de Joden, maar ook van de kant van het Romeinse Rijk, langzamerhand toenam. Gemeenten kwamen onder druk te staan. Gelovigen kwamen onder druk te staan. Eerst vooral sociale druk: christenen werden met de nek aangekeken, beschouwt als ‘vreemdelingen’. Je hebt dan snel de neiging om een beetje water bij de wijn te doen, om niet al te veel een buitenbeentje te worden. En zo schipperde men in de praktijk een beetje tussen een heidense levensstijl en het evangelie.

Maar op termijn blijft er dan weinig van het een gemeente over. Dat snap je wel. Als het voor de buitenwereld en voor jezelf niet meer duidelijk is wat het christelijk geloof eigenlijk relevant maakt en je leven anders, waarom zou je dan nog naar de kerk blijven gaan? Als er geen verschil is tussen binnen en buiten de kerk, waarom zou je er dan bij willen horen?

Petrus wijst ons in onze brieven erop dat de kerk een contrastgemeenschap moet zijn. Dat wij vreemdelingen zijn in deze wereld, omdat wij niet meedoen aan de zonde. Omdat wij Jezus Christus volgen als Heer, en de wereld dat niet doet. En dat wij daarom kunnen verwachten dat wij ook moeten lijden voor ons geloof.

19 Want dat is genade, als iemand om het geweten voor God dingen verdraagt die hem pijn doen, en daarbij ten onrechte lijdt. 20 Want wat voor roem is er als u het geduldig verdraagt wanneer u zondigt en daarvoor slagen ontvangt? Maar als u het geduldig verdraagt wanneer u goeddoet en daarvoor lijdt, is dat genade bij God. 21 Want hiertoe bent u geroepen, omdat ook Christus voor ons geleden heeft; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u Zijn voetsporen zou navolgen;’

De nadruk op gehoorzaamheid, op de praktijk van het christelijk leven, heeft alles te maken met het volgen van Jezus. Jezus zelf ging die weg van het lijden, en dóór dat lijden bracht Hij genade, liefde en leven voor alle mensen.

De praktijk van het christelijk leven is een weg door de diepte, dat is de weg van de minste zijn, van geduldig verdragen. Maar juist daardoor gaat er ook werkelijk iets van een gemeente, van u en mij uit. Zo volgen wij in de voetsporen van Jezus. Dat is de Rode draad die wij uitleven moeten.

Het is die radicaliteit die we in Petrus’ brieven terugvinden. Door gehoorzaamheid, lijden en volharding heen, gaan we naar de heerlijkheid van het Koninkrijk van God. ‘Dat is een prachtige eindbestemming, en we zijn er bijna’, zegt Petrus elke keer. ‘Laat het nu toch niet afweten. Hou nog even vol!’

Hou vast aan de Rode Draad! Maak daar echt werk van. Besef dat dat een klus is, die u moet klaren. Niet alleen passief: dat je hier in de kerk zit en af en toe iets hoort, waarvan je denkt: He, daar kan ik iets mee. Laat ik dit of dat eens veranderen. Maar actief: Dat je echt in gebed voor Gods aangezicht en met een open Bijbel over jezelf en je eigen leven nadenkt om te bedenken wat er anders moet of beter. ‘Wat vraagt Jezus vandaag van mij? Hoe kan de Heilige Geest mij vandaag gebruiken?’ Ook al vinden de mensen om u heen u dan misschien vreemd.

  1. Dat lukt ons alleen samen. (1 Johannes 4:7-11)

Dat is een enorme opgave. Al die brieven zitten vol met aanbevelingen, opdrachten, aansporingen, vermaningen. Maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat wij daar als een berg tegen op gaan zien. Het moet wel leuk blijven. En dat kan en zal het ook, als we de grondtoon in die brieven horen. De grondtoon van de liefde, van het gemeentezijn, van ‘Samen in de Naam van Jezus’. Dat je er bij het vasthouden aan de Rode draad, aan het evangelie van Jezus Christus in leer en leven, niet alleen voor staat. Wij zijn aan elkaar gegeven als broers en zussen. Er is een gemeente van Christus.

De grondtoon van de algemene brieven is de liefde. In al deze brieven vind je dat terug, maar bij uitstek wel in de brieven van de apostel Johannes. Hij schrijft in 1 Johannes 4:

7 Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. 8 Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. 9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. 10 Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. 11 Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.’

Het is heel belangrijk dat we begrijpen hoe de dingen hier met elkaar samenhangen. In de gemeente waaraan Johannes schreef, was het probleem niet dat de mensen niet in Jezus geloofden. Dat deden ze. Maar dat samen doen, dat vonden ze moeilijk. En dat is ook moeilijk. Heel de kerkgeschiedenis is vol met kerkscheuringen. En soms komt het ook in onze gemeente dichtbij, dat het moeilijk is om één gemeente te vormen. Om met elkaar om te gaan als broers en zussen, als familie.

Daar moet je je schouders niet over ophalen, daar staat gigantisch veel op het spel: Wij zijn alleen werkelijk een christelijke gemeente, stelt Johannes, als de liefde van Christus blijkt uit onze onderlinge verhoudingen. Allereerst is dat Gods gave: God betoont ons Zijn liefde, door Zijn eigen Zoon te zenden naar de wereld. In Hem vinden wij het leven. Dat is bron van liefde in deze wereld en in onze gemeente.

Maar als wij die liefde stuk maken of er niets mee doen, dan houden wij op gemeente van Christus te zijn, en dan houd je op christen te zijn. Johannes is daarin net zo scherp als bijvoorbeeld Jakobus…

Maar door zich zo te richten op de liefde als kern, doet Johannes nog meer: Hij brengt ons terug bij de kern, bij de Rode draad van het evangelie, bij de liefde van God in Christus voor ons. In die tijd van vervolging en versplintering en onenigheid in de gemeente, wijst Johannes de weg van de liefde. Die weg van liefde is een weg van zelfopoffering, van het kruis. Je offert je eigen verkeerde denkbeelden, ideeën, overtuigingen en je eigenwijze gedrag op, om de band met de ander en de band met God vast te houden.

Het gaat in de kerk zo snel om bijzaken. We kunnen ons zo druk maken om op zichzelf allemaal zinnige dingen en activiteiten. Maar één ding moet bij ons als een paal boven water staan: ‘Zie, hoe lief zij elkaar hebben.’ Dat is een focus die ons vandaag de dag erg kan helpen: Je christenzijn is niet af te meten aan je innerlijke overtuigingen, aan je brave gedrag, maar aan je verhouding tot onze gemeente. Of je dat werkelijk beleeft als je familie en investeert in de relaties met je broers en zussen om de onderlinge liefde te versterken.

  1. Laat de draad niet breken. (Judas 3-4)

Dat is ook vandaag ons ideaal. Daarin is nog veel groei mogelijk. Want zeker in onze individualistische tijd is het ‘vreemd’ om hierop in te zetten. Gewoon op het contact, de relatie met elkaar. Al is het maar door na de kerkdienst bij elkaar op de koffie te gaan en over de dienst na te praten.

Steeds meer mensen zien hun geloof als een ‘persoonlijke’ zaak, als een gemeente of kerk je niet aan staat, zoek je een andere. Wat je in de kerk hoort, daarvan moet je zelf weten of je er iets mee doet. We laten ons niet gemakkelijk gezeggen. Ook daarin kunnen we leren van de vroeg-christelijke kerk. Veel van de gemeenten die er toen waren, bestaan nu niet meer. Turkije en Noord-Afrika waren bruisende christelijke gemeenschappen, maar daar is niets meer van over. Er kwam tweespalt, er kwamen dwaalleraren, de liefde verkilde en de gemeenten vielen als los zand uit elkaar en verdwenen als sneeuw voor de zon.

Iets daarvan klinkt al door in de korte brief van Judas. Judas, ook een broer van Jezus. Hij schrijft heel waarschuwend:

3 Geliefden, toen ik mij er met alle inzet toe zette u te schrijven over de gemeenschappelijke zaligheid, werd ik genoodzaakt u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is. 4 Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en die de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus, verloochenen.’

Opvallend hoe hij zijn broer Jezus noemt: ‘onze Heere Jezus Christus/Messias’. Ook hij is net als zijn broer Jakobus gaan geloven in Jezus. Daarin heeft hij zijn zaligheid gevonden, zijn redding. Hij kan zijn geluk niet op. Maar je proeft ook ontzetting: dat er al weer mensen zijn die het evangelie loslaten, die Jezus Christus loslaten = verloochenen of de boodschap verdraaien. En ook hier gaat het over ‘losbandigheid’, over mensen die hun eigen leven blijven leven, hun eigen zin blijven doen, die zich aan gehoorzaamheid aan Jezus Christus niets gelegen laten liggen en dat gedachtegoed verspreiden in de gemeente.

Judas zegt: ‘Ik wilde jullie zo graag schrijven over onze gemeenschappelijke zaligheid.’ Hoe goed wij het getroffen hebben met Jezus als Messias. Wat een heerlijke toekomst we tegemoet mogen zien. Hoe fantastisch de trouw van de God van Israël is. … Maar blijkbaar heeft hij slechte berichten gehoord en ziet hij zich genoodzaakt een waarschuwende brief te schrijven. ‘Jullie moeten strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd.’

Dat zijn woorden die hopelijk weerklank vinden in uw hart. Strijden voor het geloof. Gaat u er voor? Voor de zuiverheid en de inhoud, zeker, maar vooral ook voor het gemeente-zijn en de praktische gehoorzaamheid aan Jezus Christus?

We mogen elkaar aansporen en bemoedigen om het vol te houden, om de Rode draad vast te houden. Om met elkaar de weg van de liefde van God te gaan. Ook door het lijden en de weerstand en het vreemdelingschap.

Laat de Bijbel voor ons zo belangrijk zijn als de draad van Ariadne voor Theseus. Dan komen we samen in Gods nieuwe wereld! Houd vast aan de Rode draad!

Amen

 

* Hebreeën werd traditioneel gezien als een brief van Paulus, maar hedendaagse exegeten zijn over het algemeen van mening dat dat niet zo is. Vandaar dat ik Hebreeën niet betrek bij de Rode draad (7) – Brieven van Paulus. Qua thematiek sluit het ook veel beter aan bij de eigenlijke Katholieke Brieven.

p.s. De bijbelcitaten zijn afkomstig uit de Herziene Statenvertaling (2010).

Goede seks

Preek over het 7e gebod ‘Gij zult geen overspel plegen.’

Gustave Moreau – Song of Songs (1893)

1. Praten over sek?

Seks. Daarover praten we niet veel. Hoogstens wat gniffelend als jongeren onder elkaar. Maar gewoon als ouders aan je kinderen vertellen hoe u uw seksualiteit beleeft, of daar als volwassenen onder elkaar over praten, dat doe je niet. Daar ligt een soort van taboe op. Zeker vroeger vonden ouders het al moeilijk genoeg hun kinderen seksuele voorlichting te geven, zodat sommige meisjes totaal niet wisten wat de bedoeling was van ‘de huwelijksnacht’.

Vanavond gaan we het er wel met elkaar over hebben. En ik wil u aanmoedigen dat ook thuis met elkaar te doen. Het is natuurlijk wel een kwetsbaar onderwerp, en ook erg privé. Het kan met allerlei pijnlijkheid omgeven zijn. Omdat je vrijgezel bent, en je het hier moeilijk mee hebt. Omdat je weduwe of weduwnaar bent en lichamelijke liefde al lang geleden. Of omdat je op dat vlak beschadigt bent van huis uit of in andere relaties. Omdat je nog aan het opgroeien bent en worstelt met je seksuele ontwikkeling, met je geaardheid misschien wel.

Wanneer we het met elkaar hebben over seksualiteit, dan kan dat allemaal boven komen. Moeten we dat allemaal wel willen oprakelen? Als we eerlijk en open naar elkaar willen zijn wel. Juist omdat het dingen zijn die ons werkelijk raken en voor vragen stellen, hebben we elkaar ook hierin nodig. Dat leren we allereerst in de Bijbel zelf, waarin ook in alle openheid gesproken wordt over seks. De gemeente van Korinthe heeft aan Paulus de eerlijke vraag gesteld: ‘Mag je als christenen nog wel seks hebben als man en vrouw, want er is op dat vlak zoveel vuiligheid! Moet je je niet bezig houden met bidden en bijbellezen?’ Dan schrijft Paulus terug in 1 Korinthe 7:3-5:

3 En een man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt, evenals een vrouw haar man. 4 Een vrouw heeft niet zelf de zeggenschap over haar lichaam, maar haar man; en ook een man heeft niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam, maar zijn vrouw. 5 Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden.

Seksualiteit móet een plek hebben in het huwelijk, zegt Paulus hier. Hij treedt verder niet in detail, over hoe vaak je met elkaar naar bed moet, maar hij beveelt een zekere regelmaat toch wel aan. Het gaat er dus in de Bijbel over, en daarom moeten ook wij het erover hebben.

Maar belangrijker is misschien nog wel, dat we in de wereld enorm geconfronteerd worden met seks. Uit onderzoek blijkt dat 40% van de vrouwen en 80% van de mannen regelmatig porno kijkt op tv of internet. Een behoorlijk deel zelfs zo vaak dat je van seksverslaving kunt spreken. Dat gaat de kerk, en onze gemeente, echt niet voorbij. Ook hier in de kerk zitten mannen of vrouwen die hiermee worstelen of geworsteld hebben. Dat gebeurt allemaal voor een groot deel in het geheim. We weten het niet van elkaar, en willen ook niet dat anderen er achter komen.

Juist daarom moeten we er hier voor Gods aangezicht in de kerk wél over spreken. Want hier in de kerk is de plek om zonden te belijden. Om vrome maskers af te leggen. Om verlost te worden van verslaving. Seks mag daarom geen taboe zijn onder ons, maar we moeten elkaar daarin steunen. Want anders worden we meegezogen in de cultuur van onze tijd. We zien om ons heen hoe vrouwen aan de ene kant heel geëmancipeerd zijn, maar aan de andere kant in reclame, kleding en porno steeds meer neergezet worden als lustobject.

Dat is helaas bijna weer zo als in het Oude Testament 3000 jaar geleden. Wat wij kennen als het 7e gebod ‘Gij zult niet echtbreken [of, je kunt ook vertalen: geen overspel plegen].’ is oorspronkelijk gericht op de mannen. Het is een verbod voor een man: ‘Blijf met uw vingers van de vrouw van uw buurman af.’ In het OT werd de vrouw beschouwt als het ‘eigendom’ van de man. En van iemands ‘eigendom’ moet je afblijven. (In feite gaat dit gebod daarover, en niet over echtscheiding, zoals vaak gedacht wordt. ‘Echtbreuk’ is het inbreuk maken op het huwelijk van een ander.)

Ondertussen gebeurde het in die tijd dus wel. De vrouw was voor een man soms gewoon een manier om aan zijn seksuele trekken te komen, én zonen te baren natuurlijk. Soms krijg je in onze tijd dat idee weer, dat er totaal geen sprake is van een intieme relatie, maar dat seks er is om je eigen begeerten te bevredigen. Ook daarom moeten we het er vandaag over hebben in de kerk.

2. Seks en de kerk? (Hooglied 7:6-12)

Nu heeft de kerk op het gebied van seksualiteit geen goede reputatie. We kennen allemaal de seksschandalen die de afgelopen jaren openbaar zijn geworden. Hoe priesters en predikanten die een hoge moraal preekten, in de praktijk vrouwen en kinderen misbruikten. Laten we ervoor waken om onszelf beter voor te doen dan we zijn. Alles wat we in hoerenlopers en prostituees, losbandige jongeren en vreemdgaande volwassenen afkeuren, zit ook bij onszelf van binnen.

De kerk heeft hier in het verleden dan ook erg mee geworsteld. Seksualiteit leek vooral een bron van allerlei zonden en vuiligheid. De kerkvader Augustinus heeft ons een aantal prachtige boeken nagelaten vol wijsheid en godgeleerdheid, maar helaas is zijn erfenis op dit vlak velen tot schade geweest. Augustinus heeft voor zijn bekering namelijk een losbandig leven geleid. Met veel meisjes naar bed geweest, hartstikke bezopen orgies bijgewoond. Na zijn bekering kijkt hij daarop terug als: ‘een modderpoel van vleselijke begeerten’, ‘afgronden der lust’ en ‘helse zinnelijkheid’. Dit werd later het standpunt van de Rooms-katholieke kerk: Seks is een noodzakelijk kwaad om kinderen van te krijgen, maar doe het dan ook alleen daarvoor, en waag het niet ervan te genieten!

Jammer is dat. In de Reformatie hebben de Calvijn en Luther geprobeerd om terug te keren naar het Bijbels spreken over seks, maar dat is niet echt gelukt. In de Victoriaanse tijd zijn we alleen maar preutser geworden, en is seks taboe verklaard. Jammer is dat, want het is zoiets moois. Er is zelfs een heel bijbelboek aan gewijd: het Hooglied. Daar gaat het over de liefde tussen een jongen en een meisje. Over de lichamelijke aantrekkingskracht, over het genieten van elkaars lichaam, over de intimiteit. Seksualiteit is immers veel breder dan ‘geslachtsgemeenschap’ (alleen dat woord al!). Alles wat daaraan vooraf gaat, naar elkaar kijken, aanraken, strelen, zoenen, dat valt er allemaal onder. Zo komen we het tegen in alle openheid in Hooglied 7:6-12:

Hij:    6 Wat bent u mooi, wat bent u lieflijk, liefste, vol van genot! 7 De lengte van u is te vergelijken met een palmboom, uw borsten met druiventrossen. 8 Ik zei: Ik wil in de palmboom klimmen, zijn takken grijpen. […]

Zij:    10 Ik ben van mijn liefste en zijn begeerte gaat naar mij uit. 11 Kom, mijn liefste, laten wij naar buiten gaan, het veld in, […] Daar zal ik U mijn liefde geven.

Wij zouden niet zo snel onze geliefde vergelijken met een palmboom, daarin zie je Oud-oosterse poëzie. Maar ik denk dat we allemaal begrijpen wat hij bedoelt met ‘Ik wil in de palmboom klimmen, / zijn takken grijpen.’ En ook met wat zij bedoelt, als ze hem uitnodigt: We zoeken een plek in het veld waar niemand ons ziet: ‘Daar zal ik U mijn liefde geven’…

Ja, dat staat in de Bijbel! God vond blijkbaar dat dat er in moest. Misschien wel als tegenwicht tegen de verloedering van seksualiteit, het misbruik ervan.

In de Bijbel staat als een paal boven water dat we door God geschapen zijn als man en vrouw. Man en vrouw zijn voor elkaar geschapen. Om elkaar aantrekkelijk te vinden, maar ook lichamelijk zijn de geslachtsorganen prachtig gemaakt. Het is Zijn bedoeling geweest om seks te hebben, niet alleen om kinderen te krijgen, maar ook om van te genieten. Hoe verklaar je anders het heerlijke gevoel dat een orgasme bij man en vrouw teweegbrengen? Dat is verder nergens voor nodig.

Seks valt van oorsprong dus onder het góede van de schepping, het is een geschenk van God. Ja, er is van alles fout mee gegaan, anders hadden we het 7e gebod niet van de HEERE gekregen, ja, er gaat ook in onze tijd en cultuur van alles mee mis, maar tóch moeten we dit vooral blijven volhouden: Seks is niet kwaad, we kunnen er wel veel kwaad mee doen. Oorspronkelijk is seksualiteit goed.

Het is dus te weinig geweest dat de kerk áls het in het verleden in de kerk over seks ging, dat vooral ging over de regels, over wat er allemaal níet mocht. Je merkt dat de catechismus op dit punt nog helemaal uit die tijd stamt. De waarschuwende toon is natuurlijk terecht, maar het weglaten van de mooie kant, heeft veel kwaad gedaan.

3. De liefde vieren

Laten we vandaag de positieve kant dus maar even extra benadrukken. Ik hoop dat u en jij ook zo naar kunnen kijken. Dat we hier in de kerk even vergeten welke beelden er door de media op ons netvlies gebrand zijn. En er stil bij stil: Hoe heeft God het eigenlijk bedoeld? Wat had Hij voor ogen toen Hij ons schiep als mannen en vrouwen? Hij kan namelijk ook andere dingen bedenken. In het dierenrijk zie je daar voorbeelden van. Bij bepaalde soorten slangen kunnen de vrouwtjes zichzelf bevruchten en is een mannetje overbodig. Bij veel vissen legt het vrouwtje eitjes en het mannetje sproeit zijn sperma eroverheen, zonder dat man en vrouw contact hebben. Bacteriën die delen zichzelf gewoon in tweeën en kennen geen geslachten, net als de meeste planten.

Wat is het doel van seksualiteit? Dat kunnen we afleiden uit de woorden van Paulus in Romeinen 5:28-31:

28 Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente. 30 Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. 31 Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn.

‘Die twee zullen tot één vlees zijn’. Die woorden citeert Paulus uit Genesis 2. Dat is de doorgaande lijn in de Bijbel: de éénwording in de geslachtsgemeenschap is de kern. De man zit letterlijk in de vrouw, en zo zit je aan elkaar vast als het ware. Maar de Bijbel zegt dat dat niet alleen maar voor dat moment is, maar dat seksualiteit ook een onlosmakelijke band schept. Vanaf het moment dat je seks hebt mét elkaar, hoor je bij elkaar als man en vrouw.

En dat komt omdat in de Bijbel seksualiteit niet gezien wordt als iets van het lichaam alleen, als iets dat je alleen van de buitenkant raakt. Nee, de lichamelijke eenwording gaat als het goed is gepaard met een geestelijke eenwording. Een intieme beleving van ‘samen’ te zijn. Voor elkaar bedoeld te zijn, bij elkaar te horen voor altijd. De liefde te vieren.

In de beleving daarvan zijn vrouwen vaak sterker als mannen. Dat is een verschil. Voor mannen kan seks echt iets van het lichamelijke blijven, terwijl vrouwen vaak sterker de behoefte hebben aan intimiteit, voorspel en naspel. Maar daar hebben ze dan ook helemaal gelijk in, want dat ís de wezenlijke kern. Intiemer en dichter bij elkaar dan bij geslachtsgemeenschap kun je niet worden of komen.

Paulus benadrukt daarbij dat je op dat moment dus ook niet alleen met jezelf en je eigen genot bezig kunt zijn, maar vooral gericht bent op de ander. ‘De mannen moeten hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen.’ Dat mag je heel letterlijk nemen. Juist in seksualiteit kom je als mens geheel tot je recht in de relatie van liefde tot de ander. Het gaat om die liefde, het vieren van die liefde samen! Niet meer gericht op je eigen geluk, maar op die ander die God jou gegeven heeft. Heel concreet betekent dat dat je regelmatig binnen het huwelijk ook je seksleven moet bespreken met elkaar. Wat je man of vrouw prettig vindt, dat moet je van elkaar weten.

(Tussen twee haakjes, ik denk dat zelfbevrediging/masturbatie daarom ook niet zo’n goed idee is. Als puber heb ik er wel mee geworsteld of dat nou een zonde was of niet. Dat denk ik niet. Maar je blijft wel met een leeg gevoel achter, omdat seks en het genot daarvan daarin niet tot zijn recht komt, dat komt het alleen binnen die relatie tussen man en vrouw.

En daarom zeggen we in de kerk ook dat geslachtsgemeenschap binnen het huwelijk hoort. Niet om het daarmee te beperken, want als je getrouwd bent, mag je zo vaak met elkaar naar bed als je wilt, maar om het dat veilige kader te bieden van trouw tot de dood jullie scheidt. Dat veilige kader dat je nodig hebt om je wensen en verlangens open te kunnen leggen, de complete gerichtheid op de ander die het vraagt, en de onlosmakelijke band die het schept.)

4. Tempel van de heilige Geest

Tot zover is dit stuk onderwijs vanuit de Bijbel nog niet specifiek christelijk. Voor alle mensen is het goed er op zo’n manier mee om te gaan. Daarom doen we nog even een stap verder. In het Nieuwe Testament horen we namelijk dat je lichaam niet zomaar alleen materie is, buitenkant, waarmee ieder zélf moet weten wat hij/zij ermee doet. Als christen ben je niet allereerst man of vrouw, maar allereerst christen, dat wil zeggen: ‘verbonden met Christus’, één met Christus. Die gedachte van Paulus lezen we in 1 Korinthe 6:16-20 (blijkbaar waren ze in de gemeente van Korinthe heel nieuwsgierig naar seks, het was dan ook een voluit Griekse stad, waarin allerlei vormen van seks en overspel een ruime plek hadden):

16 Of weet u niet dat wie zich met een hoer verenigt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees zijn. 17 Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem. 18 Vlucht weg van de hoererij. Elke zonde die een mens doet, blijft buiten het lichaam, maar wie hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. 19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent? 20 U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.

Als achtergrond moet je weten dat Korinthe bekend stond om de vele tempelprostituees, die dienst deden in de tempel van Venus, Afrodite in het Grieks, de godin van de liefde. Het was een vorm van een offer, om daar in die tempel met een ‘priesteres’, oftewel: tempelprostituee, zogenaamd de ‘liefde te bedrijven’. Paulus stelt daarom heel scherp tegenover elkaar: je dient ‘de godin van de liefde’ of je dient Christus. Een zonde op het gebied van seks blijft namelijk niet aan de buitenkant, maar heeft met je hele wezen en toewijding te maken. Als mens hoor je volledig toegewijd te zijn aan God, met ziel, geest én lichaam.

Daaruit komt dat prachtige beeld van de mens naar voren: U, jij, bent als christen, ‘tempel van de heilige Geest’. En de tempel van God in Jeruzalem, die moest absoluut rein en heilig blijven, daar mocht geen smetje op komen, want God woonde daar. Ontheiliging van het heiligdom was zo’n beetje de grootste zonde denkbaar. Zo, zegt Paulus woont de heilige Geest in ons, als in een tempel. Dat mag je best letterlijk nemen. En daarom is een zonde op seksueel gebied zo erg. Je doet daarmee niet alleen die ander iets aan, of jezelf, maar God is daarbij ook betrokken. Je bent niet alleen als je met een hoer in bed ligt, je neemt de heilige Geest van Christus erin mee. Je verontreinigt de HEERE ermee! Dan begrijpt u denk ik ook waarom de toon van de catechismus zo fel is: ‘alle onkuisheid is door God vervloekt’ en ‘wij moeten die hartgrondig haten’.

Seksualiteit heeft met je mens-zijn te maken, met je wezen, dat gaat heel diep. Wij zijn als man en vrouw geschapen naar Gods beeld, en reflecteren als het goed is in de onderlinge liefde, in het bedrijven van de liefde in de geslachtsgemeenschap als het goed is iets van de zelfopofferende en onvoorwaardelijke liefde van Jezus Christus.

Vandaar dat Paulus ook kan zeggen: ‘Verheerlijk God in uw lichaam’, ook in de seksualiteit dus. Wanneer wij rein en heilig met ons lichaam omgaan, dan kan God in ons wonen, dan komt ons lichaam tot het doel waarvoor het door God gemaakt is. Bedenk bij alles wat je ziet of doet op dit gebied: Ik ben een tempel van de heilige Geest. Breng ik iets van Zijn liefde over in mijn lichamelijk contact met die ander? Want dat is de positieve kant ervan.

5. Geniet met mate

Nu moeten we over seksualiteit ook niet al te bijzonder doen. Ja, het is een geschenk van God, ja, het is iets moois. Maar we moeten niet overdrijven. Zeker zoals er tegenwoordig mee om gegaan wordt, kan seks ook iets dierlijks krijgen, dat je je aandriften en seksuele verlangens maar de vrije loop moet laten. Vrije seks, zoals dieren dat kennen. Dat ongebreidelde, onbegrensde, daar waarschuwt de Bijbel ons voor. Want meestal als wij ons laten mee slepen door onze begeerten en driften, dan betekent dat niet veel goeds. God vraagt van ons een stuk zelfbeheersing en matigheid. Zo zegt Paulus in 1 Thessalonicenzen 4:3-5:

3 Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, 4 en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, 5 en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen,  die God niet kennen.

Zoals voor al het goede geldt, geldt ook voor seksualiteit: Geniet met mate. Het moet binnen de grenzen van heiligheid en eerbaarheid blijven. Het mag niet zomaar het achternalopen van je hormonen zijn. Zoals ik van jongeren hoor die tóch voor het huwelijk met elkaar naar bed gaan: ‘We wilden in principe wel wachten tot het huwelijk, maar we knuffelden en zoenden, en van het één kwam het ander…’. Ja, dan toon je dus geen zelfbeheersing, terwijl dát juist belangrijk is om te leren in je verkeringstijd, want je moet jezelf kunnen beheersen ín je huwelijk ten opzichte van je man of vrouw, als die niet in de stemming is, maar ook ten opzichte van ándere mannen en vrouwen, die dan verboden gebied zijn. Je mag jezelf niet zomaar laten gaan, daar komt ellende van.

En we moeten ook niet overdrijven over hóe belangrijk seks is. In films, muziek en andere media lijkt het alsof de liefde helemaal daarom draait, alsof je als mens niet zonder kunt, alsof dat het allerheerlijkste is wat op aarde te krijgen valt, maar dat is onzin. Seksualiteit is móói, maar het is niet alles. Je kunt heel goed mens zijn zónder seks. Als vrijgezel mis je wel dat mooie, en dat is best moeilijk, maar Paulus, zelf vrijgezel, doet er niet moeilijk over. Hij zegt dat hij daardoor des temeer tijd heeft om zich te wijden aan God. In het licht van Zijn Koninkrijk, schrijft hij, gaat het niet meer over jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw. Uw uiteindelijke bestemming loopt u niet mis als u alleen bent, want die vindt u in God, in Zijn Koninkrijk. En dat geldt als het goed is voor ons allemaal. Het allerheerlijkste op aarde is de vreugde die wij vinden in hemelse Vader, in Jezus Christus, in de heilige Geest.

Ons levensdoel is niet om onze lichamelijke begeerte te bevredigen in seksualiteit, maar ons levensdoel is om voor God rein, zuiver en heilig te leven, zoals de catechismus terecht opmerkt. Dus niet: Geef seks alle ruimte! Maar: geniet met mate, geniet van je eigen man of vrouw.

Daarom hebben we als christenen de opdracht om anderen niet te verleiden met onze kleding. Nu de zomer weer aanbreekt: vrouwen, let daarop. Wij mannen vinden het moeilijk om onze ogen van lage decollete’s, bikini’s en korte rokjes af te houden. Weet wat je doet als je kleding koopt en draagt. Van ons mannen vraagt dat net zo goed zelfbeheersing. Je kunt niet altijd voorkomen wat je ziet. Een uitspraak die daarbij past: ‘Je kunt niet voorkomen dat er een vogel op je hoofd land, wél dat hij daar een nest gaat bouwen.’ U begrijpt wel. Wees ook kritisch naar wat je kijkt op tv of film. Al is het geen porno, maar gewoon een soap of een romantische film: is die seksscène echt nodig? Wil je die nou echt zien? Of hebben ze die er in gestopt om kijkers te trekken, om jou te prikkelen? En wil je dat wel? Wees daarin radicaal, hoe moeilijk dat ook is, maar bewaar jezelf rein, ingetogen, zuiver, heilig.

Je leeft niet voor jezelf, je eigen genot, maar voor God. Houd dat altijd in het oog, zeker als het gaat om seksualiteit. Het is de gave van God de Vader in de schepping, bedoeld om de liefde en eenheid tussen man en vrouw in het huwelijk te vieren. Geniet ervan, maar met mate. Uiteindelijk draait het leven om Jezus Christus alleen en ben je tempel van de heilige Geest.

Amen

Vijanden liefhebben

Een actuele preek over de Bergrede, Mattheus 5,43-48, gehouden in Everdingen.

Gemeente van Jezus Christus,

Deze week las ik over Corrie ten Boom en haar leven. Een aangrijpend verhaal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verborg haar vader onderduikers in huis. Ook Corrie zelf zat in het verzet. Op een dag deed de Gestapo een inval bij hen thuis en vond de onderduikers. De vader van Corrie werd opgepakt en overleed door mishandeling in de gevangenis. Corrie en haar zus Betsie werden overgebracht naar een concentratiekamp, waar Betsie overleed. Maar Corrie kwam vrij.

Na de oorlog trok Corrie rond in Nederland en Duitsland als evangelist om te vertellen over de vergeving van Jezus Christus. Toen ze op een keer een lezing had gegeven, kwam er na afloop een man naar haar toe. Het bleek één van de kampbewakers te zijn, één van de ergste. Wat gaat er dan door je heen. Dan staat je vijand voor je. Medeschuldig aan de dood van je vader en je zus. En ook jijzelf hebt geleden. Wat doe je dan?

De Joden van Jezus’ tijd zeiden: Zo iemand moet je haten. Want hij heeft zoveel Gods wet overtreden, dat hem alleen nog maar straf toekomt. Ze haalden dat onder andere uit Leviticus 19, de verzen die we samen gelezen hebben. Het staat daar wel niet zo letterlijk, maar daar wordt de liefde voor de naaste geboden, en de haat voor de broeder wordt verboden en ook de wraak op volksgenoten. Maar zeiden de Joden, buiten die kring, buiten de kring van familie, buren en kennissen, buiten de kring van ons volk, daar geldt de liefde dus niet. De vijanden mag je dus haten. Ja, die moet je zelfs haten als ze ons volk bedreigen. Zoals de Egyptenaren en de andere verdrukkers van het volk. Die werden gehaat.

Maar Jezus zegt iets anders:

‘U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;’

Dat is compleet het tegenovergestelde. En het lijkt onmogelijk. Jezus vraagt nu echt te veel. In vers 17 zei Jezus: ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen.’ en daar voegde hij aan toe in vers 20: ‘Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.’ En daarna volgde een serie van zes uitspraken van Jezus over de interpretatie van de wet van God.

Jezus radicaliseerde het gebod ‘U zult niet doden’, tot een verbod op scheldwoorden. En overspel plegen, zei Jezus, dat is ook al met begeerte kijken naar een vrouw. Als derde liet Jezus zien dat echtscheiding ook trouwbreuk is, overspel. Als vierde vroeg Hij van ons volkomen eerlijkheid, je ja moet ja zijn en je nee nee. Daarna droeg Jezus ons op ook de linkerwang toe te keren aan iemand die je slaat en beledigt.

En nu, nu als climax, als klap op de vuurpijl vraagt Jezus van ons onze vijanden lief te hebben. Het lijkt wel alsof Jezus wil dat wij volmaakt zijn. Volmaakt in onze relaties, volmaakt in onze trouw binnen het huwelijk, volmaakt in onze eerlijkheid, volmaakt in onze liefde… Inderdaad, met die conclusie besluit ook ons tekstgedeelte: ‘Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.’

Wie is er hier in de kerk zo volmaakt? [Niemand] Wie hier in de kerk denkt dat hij of zij dat nog gaat worden in zijn leven? [Niemand] Waarom vraagt Jezus dit alles dan van ons? Vandaag in het bijzonder de liefde tot de vijand? Dat is dan toch niet realistisch? Daar worden we dan toch alleen maar moedeloos van? Perfect zijn? Volmaakt? Dat is onhaalbaar.

En het is de vraag of we dat ook wel willen. Voelen wij niet veel méér voor hoe Jezus zegt dat tollenaars met elkaar omgaan. Want zegt Jezus, die hebben lief die hun liefhebben, wederzijdse liefde. En je groet de mensen, die jou ook groeten, je broeders, je naasten. Zo zijn wij het ook gewend.

Voor ons gevoel  is het logisch om degenen met wie je ruzie hebt, die je gekwetst hebben of die je naar het leven staan niet te groeten en ook niet lief te hebben. Want dat hebben ze toch ook niet verdiend!

Dat zit diep in ons hart: Een soort rechtvaardigheidsgevoel: Mensen die goed zijn, die verdienen je liefde. Die verdienen je groet. Die verdienen een vriendelijke benadering. En mensen die slecht zijn, die zich aan God noch gebod storen. Die je in het verleden pijn hebben gedaan. Met woorden of daden. Die verdienen straf als ze de wet overtreden hebben. Straf van de Nederlandse rechter. Maar zeker ook straf van God in de hemel. Zo denken wij, zo gedragen wij ons. En wij vinden dat we daarmee in ons recht staan.

Maar Jezus zegt: Weet je dat je je dan schuldig maakt aan discriminatie? Nou, als er iets tegenwoordig een zonde is, dan is dat discriminatie. Het is geregeld in het nieuws als iemand met een andere huidskleur een baan geweigerd werd vanwege zijn ras. En er zijn al heel wat rechtszaken gevoerd over de rechten van vrouwen, van homo’s en van moslims. In Nederland vinden we het belangrijk dat iedereen gelijk is en gelijk behandeld wordt. Ja, officieel vinden we dat. Maar zitten er niet bij velen in ons hart toch discriminerende gedachten. Dat we onszelf toch net iets meer rechten toekennen als een ander. Dat we toch een beetje neerkijken op mensen van andere rassen. Van andere godsdiensten of op homo’s en lesbiennes.

Jezus stelt dat aan de kaak in ons tekstgedeelte. Hij signaleerde dat de Joden het gebod om je naaste lief te hebben, opgevat hadden als een gebod om alleen de mensen in je eigen kringetje lief te hebben. En daar trokken ze dan de grens. Een muurtje. Ze zeiden eigenlijk: Deze mensen heb ik lief. Maar die niet. En dat zegt Jezus, dat is discriminatie. Want of die andere mensen nu je vijanden zijn of niet. Of je ze nu mag of niet. Of je ze nu vreemd vindt en bedreigend. Misschien zijn ze dat ook wel. Misschien zijn ze ook wel slecht. Maar ze zijn wel mensen.

Neem nu de Vader, zegt Jezus. De hemelse Vader laat de zon opgaan over slechte en goede mensen. Hij laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Met andere woorden: God de Vader discrimineert niet. Hij behandeld iedereen gelijk, of mensen het verdienen of niet. Dat is ongelooflijk. Ongelooflijk aanstootgevend. Wij zouden zeggen: God, laat het regenen op het land van de rechtvaardige, en laat het op het land van de onrechtvaardige lekker droog zijn voor straf! Nee, zegt de Vader, ik behandel iedereen gelijk. Om het maar heel dichtbij te brengen.

Voelt u? Wat Jezus hier zegt, dat is niet zomaar voor zoete koek te slikken. Maar Jezus probeert zijn discipelen en ook ons vandaag ervan te overtuigen dat Zijn woorden waar en goed zijn.

Jezus stelt ons voor de keuze tussen twee opties. Aan de ene kant, zegt Jezus, heb je de Vader, die alle mensen gelijk behandeld met Zijn liefde en goedheid. Aan de andere kant heb je de tollenaars, die de liefde inperken tot hun eigen kringetje. Daartussen zit niets. De keuze is tussen een onbegrensde liefde bij de Vader of een liefde met grenzen bij de tollenaars.

Dat laatste zegt Jezus, dat is nu heel gewoon onder de mensen. Zelfs zó gewoon dat zelfs tollenaars dat nog kennen. Jezus had niets tegen de tollenaars als persoon, maar in Jezus’ dagen werden de tollenaars gehaat. Die haalden belastingen op voor de Romeinen, de bezetters, en sloegen daar ook zelf een flink slaatje uit. Ze heulden met de vijand voor eigen gewin. Maar zelfs mensen die zich zo gedragen zegt Jezus, weten nog best wat liefde is. Zij hebben ook een vrouw en kinderen van wie ze houden, familie en vrienden om zich heen. Liefde op zich is niets bijzonders.

Nee, Jezus vraagt niet van ons dat we iedereen even aardig vinden. Dat is geen liefde. God vindt ook niet iedereen even aardig. Uit de Bijbel weten we dat God vertoornd is op slechte mensen. En dat Hij blij is met mensen die Hem vrezen en dienen. God vraagt niet om onze emotie, maar om onze actie. Hoe wij onze vrienden en vijanden behandelen. Liefhebben wordt door Jezus ingevuld als zegenen (dat is goede woorden over iemand spreken), goeddoen, en bidden. Het gaat dus niet om je gevoel, maar om je gedrag. En dan mag het geen verschil maken of er een vriend of een vijand tegenover je staat.

‘ Nou, zegt u, dat is toch niet haalbaar! Ik snap nu wel wat Jezus bedoelt. Wij mogen inderdaad niet zomaar zeggen: Jou behandel ik goed, maar jou niet. Dan trekken wij grenzen in de liefde, die heel gevaarlijk kunnen zijn. Daar komt alleen nog maar meer ruzie, boosheid en wraak bij. Maar, nee, dat is voor mij niet haalbaar. Als ik denk aan die collega, die mij elke keer een hak zet. En ik ben de pineut. Als ik denk aan jongens en meisje in mijn klas, die mij pesten of mij voor schut zetten. Dat familielid dat me gekwetst heeft tot in het diepst van mijn hart. Nee, ‘Heb je vijand lief’, het klinkt dan mooi en het zal wel christelijk zijn, maar ik kán het niet.’

Gemeente, wat nu komt is heel belangrijk. Nu komen we tot de kern. We zijn nu samen een eind gevorderd in de bergrede. En we belanden op een soort dood punt: Práchtig die woorden van Jezus, maar wat moeten we er mee? Wat kunnen we ermee? We lezen ze al snel als geboden, regels, die we moeten houden. Maar dan gaat het denk ik mis. Dan raken we ontmoedigd. Laten we er op een andere manier naar kijken.

De laatste jaren is een populair boek geweest: Dromen, Durven, Doen van Ben Tiggelaar. Hij zegt: Als je jezelf ten positieve wil veranderen of bepaalde doelen wil bereiken, dan moet je niet beginnen bij het doen. Want dan lukt het niet, raak je teleurgesteld en geef je het op. Je moet beginnen bij dromen. En daarmee bedoelt hij: Je moet eerst bij jezelf nagaan: Wat wil ik nou echt zelf heel graag, diep van binnen. Wat is mijn droom? Nog los van de haalbaarheid en de praktijk.

Wel, zo wordt het in de Bijbel in feite ook gedaan. Je zou de Bergrede kunnen lezen als de droom van Jezus. Wat zou het geweldig zijn als het zó zou gaan onder ons als Hij voor ogen heeft. En wat Jezus graag wil, is dat Zíjn droom, ook ónze droom wordt. En de kern daarvan is vers 48: ‘Weest u dan volmaakt, zoals Uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is.’ Dat is de kern. En de vraag is of u dat ook wilt. Verlangt u om op God de Vader te lijken? De hele Bijbel is vol van de goedheid en liefde van God. Zelfs zó goed dat het voor ons soms iets te veel van het goede is. Gods liefde is onbegrensd, zegt Jezus. Zijn liefde strekt zich zelfs uit naar Zijn vijanden, naar slechte en onrechtvaardige mensen.

Dan is de vraag die ik jou en u zou willen stellen vandaag: Hebt u het verlangen in uw hart, om zo als kind op de Vader te lijken. Zo zegt Jezus het: ‘zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, die in de hemelen is.’ Wil je graag zo een kind van God zijn? Als het goed is lijkt een kind immers op zijn ouders. Dat wil je soms ook graag als kind, toch? Je kijkt immers tegen je vader en moeder op. Nou, wordt u bij deze woorden van Jezus uit de Bergrede een beetje warm in uw hart, en denkt u: Ja, Jezus heeft gelijk, zó zou het moeten, zó is het mooi, zó is het goed. Zó is onze Vader in de hemel, en zó wil ik ook zijn als Zijn kind. Weet u, ik denk dat dat Jezus eerste doel is met de Bergrede. En Hij verwacht van u en jou vandaag een reactie.

Wat is het verlangen van jouw hart? Wil je Jezus hierin volgen? Wil je zijn leerling zijn? Los van of het je lukt. Wil je als kind op de Vader lijken?

Het kan zijn dat je zegt: Nee, ik heb dat verlangen niet. Ik vind die woorden van Jezus gewoon een beetje overdreven. Je vijanden liefhebben, dat gaat mij te ver. Dat is erg. Ben je dan wel een kind van de Vader? Dat mag je jezelf dan afvragen…

 Het is des te erger omdat wij nu juist afhankelijk zijn van die vijandsliefde van de Vader. We lazen samen een gedeelte uit Romeinen 5, waarin dat heel duidelijk naar voren komt. Stel dat God zélf net zo gedacht had als wij van nature denken, dan was het met ons en met de hele wereld slecht afgelopen. Als God inderdaad volgens ons ‘eerlijk’ was geweest, dan had Hij de hele wereld moeten vervloeken en alle mensen voor eeuwig verloren laten gaan. Want, zegt de Bijbel, wij van allemaal vijanden van God. Vijand in die zin, dat wij op zich niet tégen God zijn, maar wel vóór onszelf. Vóór onze eigen regels en niet voor die van God. Wij gaan voor wat wij zelf willen en niet voor wat God wil. Daarom noemt de Bijbel ons zondaars. Wij leven nu juist inderdaad niet volmaakt, niet net zoals de Vader. Wij zijn helemaal geen kinderen van hem, als het van ons afhangt.

Ja, zegt Paulus, voor een rechtvaardige, een goed iemand, daar wil iemand wel voor sterven, daar wil je je wel voor opofferen, maar voor een vijand? Een zondaar? Toch is dat precies wat Jezus heeft gedaan. Want, zegt hij, als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven. ‘God bevestigd Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.

Wanneer je niets ziet in de vijandsliefde die Jezus van ons vraagt, zie je uiteindelijk ook niets in de liefde van Christus voor ons, toen Hij voor ons stierf aan het kruis, toen wij nog vijanden en zondaren waren.

Dat is precies de kern van het evangelie: Christus is voor goddeloze mensen gestorven. Leerlingen van Jezus, kinderen van de Vader, zijn die mensen, die dat ook voor zichzelf erkennen. Ja, ik was ook zo’n vijand van God. En die roert zich ook nog wel eens in mij. Maar gelukkig weet ik dat Gods liefde zich nu ook tot mij uitstrekt in Jezus Christus, mijn Heere en Zaligmaker. Ík ben niet volmaakt, ík kan die vijandsliefde niet opbrengen. Maar Híj kon het wel. Híj hield van mij tot in de dood, en nu tot in eeuwigheid. Nu ben ik verzoend met God. Paulus roept het uit: Wij roemen ook in God (en dus niet in onszelf) door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.

Wij kunnen de bergrede van Jezus dus alleen maar begrijpen als wij als zijn leerlingen rond het kruis staan. Daar zien wij dat wijzelf vijanden waren, die nu door Zijn liefde overwonnen en gewonnen zijn. En die liefde van Christus opent dan ook onze ogen. Wij gaan dan in onze eigen vijanden onze naaste herkennen, onze broeder en zuster. Die onze liefde niet waard zijn, dat niet, wij zijn Christus liefde ook niet waard, maar krijgen die toch, en zo geven ook wij.

Corrie ten Boom stond even aan de grond genageld toen ze de kampbeul uit het concentratiekamp herkende. Ze had gepraat over vergeving, maar kon ze deze man vergeven? Nee, dat kon ze niet. Maar ze bad in zichzelf: God, wilt u deze man door mij heen liefhebben. En ze reikte hem de hand. Kijk, zoiets mag redelijkerwijze niet van ons verwacht worden, we mogen dat niet aan elkaar opleggen als regel. Dan gaat het helemaal mis. Dan wordt je innerlijk verscheurd. Maar bij Jezus gaat het niet om redelijkheid, het gaat om ons hart. Het gaat om Zijn onbegrensde liefde. Dat gaat ons veels te ver. Maar Hem niet. Laat daarom Christus je gedrag bepalen. Niet de mensen om je heen, waarbij je de één vriendelijke benaderd en de andere mens negeert. Roep Christus aan. Houd Hem voor ogen. Sta stil bij het kruis. Besef dat je zelf een vijand van God was in je hart. En kijk dan om je heen.

 Dat is iets anders dan de wereld door een roze bril bekijken. We hoeven niet iedereen aardig te vinden, en we hoeven ook niet goed te vinden wat ieder doet. In de tekst wordt onderscheid gemaakt tussen slechte en goede mensen, tussen rechtvaardige en onrechtvaardige mensen, tussen christenen en hebzuchtige tollenaars. Dat wordt niet allemaal met de mantel der liefde bedekt. Dat mag niet eens. Christelijke liefde is niet een sausje wat over ons leven gegoten wordt, waardoor alles hetzelfde gaat smaken. Liefde is geen emotie, maar actie. Jezus roept ons op ieder goed te doen, zonder onderscheid en grenzen. Jezus roept ons op om te bidden, voor iedereen, zonder onderscheid en grenzen.

Dat is de volmaaktheid die Jezus van ons vraagt. Het is een ideaal, een droom. We kúnnen dat niet eens halen. Want Jezus stelt ons de Vader zelf als voorbeeld voor ogen. Zo goed en liefdevol als Hij is dat halen we niet en kúnnen we ook niet halen. Jezus gebiedt ons geen perfectie, dat zou moedeloos maken. Hij daagt ons uit, hij prikkelt ons, hij opent onze ogen voor méér dan het gewone. Hij zegt: ‘Wat doet u méér dan anderen?’ Het gewone, dat is het sociale. Het buitengewone, dat is het christelijke. En daar sta je niet alleen voor, maar daarin staan we achter Christus. Daarin gaan we achter Hem aan. Daarin worden we door Zijn Geest gedragen. Het is Zijn liefde die we door mogen geven. Het zijn Zijn ogen waarmee we kijken naar de mensen om ons heen.

En dan mag het niet blijven bij idealen en dromen. Dat begrijpt u. Je kent vast wel dat mensen zeggen als je boos wordt: Even tot tien tellen! Want als je direct reageert, nou, dan kan je wel beginnen te schelden of slaan. Dan kun je beter even weglopen of even je mond houden. Even tot tien tellen. Dat helpt ook echt. Maar dat nog niet per se christelijk. Christelijk is het tot negen te tellen.

Een kerkvader, Chrysostomus, die zag namelijk in dit gedeelte van de bergrede négen trappen.

1) Geen kwaad doen. Als christen mag je nooit iemand kwaad doen.

2) Je mag ook geen kwaad terug doen, dus je niet wreken, ook niet in woorden.

3) Daarbij moet je ook kalm blijven. Dus ook niet in gedachten of tegen anderen slechte woorden over iemand spreken. U merkt het wordt al moeilijker.

4) Ook als je oneerlijk behandeld dit volhouden.

5) Dat is nog moeilijker: De andere wang toekeren. Verdraag de kwaadheid van mensen om je heen. Verdraag hun woorden.

6) En dan niet haten, zoals de joden dachten dat dan wel mocht…

7) Maar heb zo iemand lief, dat begint in je hart. En dat uit zich dan in:

8) Hem goed doen. En als hoogtepunt:

9) Bid voor hem of haar.

Heel concreet in de praktijk de brengen. Niet tot tien tellen, maar als christen tot negen: 1. geen kwaad doen; 2. niet wreken; 3. kalm blijven; 4. ook bij onrechtmatig lijden; 5. overgave aan de boosdoener; 6. hem niet haten; 7. hem liefhebben; 8. hem goed doen; 9. voor hem bidden.

Volgens Chrysostomus is dat bidden voor je vijand wel het allermoeilijkste. Want dan ga je in het gebed als het ware naast hem of haar staan en God vragen om genadig te zijn. Om die persoon te leiden tot berouw en bekering. Dieper en verder dan dat kun je niet gaan. Dan breng je die grenzeloze liefde van de Vader in praktijk.

Is dat een gebod dat wij dat moeten doen? Nee, het is Jezus’ verlangen dat wij zo zullen zijn. Dat wij als kinderen op de hemelse Vader zullen lijken. En is dat ook uw verlangen? Als verzoende vijand door het kruis van Christus? Als kind van de Vader?

Amen

(citaten uit de Bijbel afkomstig uit de HSV).