Preek over Efeze 3,13-21
Gemeente van Jezus Christus,
1.
Soms is het op.
Afgelopen jaar hebben we het allemaal op een bepaalde manier wel ervaren denk ik: dat we er klaar mee waren, met die coronacrisis. Niet alleen omdat de maatregelen buitengewoon vervelend waren. Maar misschien hebt u ook gevoeld, net als ik, dat je toch veel van je energie, vrolijkheid, haalt uit de ontmoeting met mensen, op school, op je werk, en natuurlijk de mensen die je het liefst zijn, je familie en vrienden.
Als dat wegvalt, voel je iets van wat eenzaamheid is. De leegte die dat geeft in het leven. Een onvervuld verlangen. Ook in gelovige en spirituele zin heb je het misschien gevuld, omdat je niet naar de kerk kon. Niet samen kon zingen en bidden. Op afstand de kerkdiensten volgen – het is prachtig dat het kan! Maar toch voel je je meer toeschouwer, dan deelnemer. Verschillende psalmen werden werkelijkheid, over het verlangen naar de tempel, naar de kerk:
Ps 42: ‘Mijn ziel dorst naar God, / naar de levende God. / Wanneer zal ik binnengaan /om voor Gods aangezicht te verschijnen?’
Het is dus niet zo dat je als gelovige altijd maar vrolijk door het leven gaat. Of hoeft te gaan. Sterker nog, in de Efezebrief komt aan de orde dat je als christen het misschien wel moeilijker hebt.
In de eerste hoofdstukken van die brief is Paulus namelijk helemaal lyrisch over hoe geweldig God is. God is naar deze wereld gekomen om ons te redden van het kwaad, de zonde, de dood. Hij kwam naar het Joodse volk, maar Paulus mag dit evangelie ook naar de heidenen brengen: Voor heel de wereld is er hoop en wacht een prachtige toekomst! Jij en ik hebben het gehoord! Wij mogen erbij zijn! We worden omgesmeed tot een nieuwe broederschap, waarin God wil wonen.
Fantastisch! ‘O ja?’, denken ze in Efeze: ‘Maar Paulus, wees even reëel: wat zien we daar dan van? Man, je zit zelf in de gevangenis!’ In vers 13 staat het: ‘Daarom vraag ik u dat u de moed niet verliest vanwege mijn verdrukkingen’.
Dat gebeurde dus: de moed zakte in hun schoenen. Die eerste christelijke gemeenten waren superklein en kwetsbaar: extern vanwege vervolgingen, maar ook intern door verdeeldheid en ruzie. Zo grandioos ziet het er in werkelijkheid allemaal niet uit in de wereld en in de kerk… Dat is toch een probleem voor ons als gelovigen. Dat de wereld er nog niet zo gered uitziet. En niet alleen buiten: ook mijn leven, mijn hart, mijn voelt nog lang niet zo als ik zou willen… Hoe kan dat nu?
Overigens bedoel ik niet dat we daar onder moeten lijden en gebukt moeten gaan. Maar ik denk wel dat het als christen altijd ook voelbaar is, dat het leven en de wereld nog lang niet zo zijn als zou moeten. Juist omdat we in de Bijbel van God horen hoe mooi en goed het zou kunnen zijn.
Soms is het op…
2.
En waar haal je het dan? We proberen dat met van alles te vullen. Een vliegvakantie in het vooruitzicht, shoppen nu het weer kan, lekker zuipen met vrienden, de dopamine van flink sporten, meedoen met een nieuwe hype. Als mensen hongeren we naar gelukservaringen. Je kunt het ook een beetje verdoven door weer een serie te kijken op Netflix. Als je goed om je heen kijkt, is er een hoop innerlijke onrust, ontevredenheid. Het is niet gauw goed, ánderen doen het niet gauw goed, politici in het bijzonder niet.
Vergeet je dan niet, dat die kritiek en dat gemopper, dat het vooral iets zegt over je eigen hart, over onvervulde behoefte…
Waar haal je het dan? Ja, dan zou je zeggen: ‘Als christen! Als gelovige! Nou, dan heb je wel een voorraadje, een voorraadkast! Wij hebben toch ons geloof!’ Niet dus. Paulus zegt (vs 14.16):
‘Om deze reden buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heere Jezus Christus, … opdat Hij u geeft, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens,’
Ik buig mijn knieën, ik kniel neer, in gebed tot God voor jullie. Ook jij en ik hebben het niet zomaar voor het grijpen. Geloven is geen magnetronmaaltijd. Geen kant-en-klaar prutje. Ping. Nee, blijkbaar niet. Voor die mensen in Efeze niet. Anders hoeft Paulus niet op z’n knieën voor hen. Paulus snapt wel dat het voor hen moeilijk is om te horen dat hij in de gevangenis zit. Dat het voor hen een teleurstelling is. Een geestelijke teleurstelling.
Maar: dit is ‘uw heerlijkheid’, zegt Paulus in vers 13. Die ervaring van leegte, van het ontbreken van moed, van kracht, van geloof. Dat is ‘uw heerlijkheid’. Zie je: die ervaring, het erkennen daarvan, het daarbij stilstaan, dat maakt dat je beseft dat je het elders moet halen.
Zoals je ontdekt dat je voorraadkast thuis leeg is, dan moet je erop uit. Naar de winkel of een restaurant. Dat is de kans om iets nieuws in huis te halen. Dat is het startpunt van geloof, geloof heeft slechts lege handen. Geloof is niets anders dan lege handen. Dan kan God ze vullen. Dán kan God pas goed aan het werk.
Dus die ervaring van die mensen in Efeze, die soms ook onze ervaring is, dat het op is. Die ervaring van die spanning tussen alles wat in de Bijbel staat, en de soms armzalige ervaring van onszelf. Dat is een productieve, een creatieve spanning: dan kan er tenminste echt iets gaan gebeuren! Dan móet er iets gaan gebeuren. ‘Ik buig mijn knieën’: Dat is wat ons dan ook te doen staat: opnieuw beseffen hoezeer jij en ik en heel de wereld hoop en vergeving en liefde nodig hebben, en dat onze eigen voorraadkasten wat dat betreft vaak zo schrikbarend leeg zijn. Op de knieën en je hand ophouden.
3.
Dan wordt het spannend. Want gebeurt er dan iets? Doet God dan iets met dat verlangen van ons? Met die leegte en die honger? Ik herinner me dat we met de kinderen langs de route van Sinterklaas stonden, ze staken hun handen uit, maar Piet liep langs de andere kant. Hij kon niet alle kinderhandjes vullen. En beteuterd en verdrietig keken ze me aan…
Kan God dat wel? Dóet God dat wel?
Nee, God laat niemand beteuterd met lege handen staan. Dit kan Hij door de ‘rijkdom van Zijn heerlijkheid’! In de eerdere hoofdstukken is dat een terugkerend thema.
In hoofdstuk 1 vers 7 heeft Paulus het over ‘de rijkdom van Gods genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft’. In hoofdstuk 1 vers 18 gaat het over ‘de rijkdom van de erfenis die ons wacht’. In hoofdstuk 2 vers 4 gaat het over God ‘die rijk is in barmhartigheid’, in ver 7 over God die ons ‘de allesovertreffende rijkdom van zijn genade bewijst’. In hoofdstuk 3 vers 8 gaat het over ‘de onnaspeurlijke (dat is: onuitputtelijke) rijkdom van Christus’.
Dus: waar het bij ons vaak op is, daar is bij God per definitie overvloed.
En die overvloed van God die is heel concreet in de uitgaande beweging, van God naar ons toe, in de komst van Jezus Christus in deze wereld, in het zenden van de heilige Geest. Dat is niet zomaar theorie, zegt Paulus in heel deze brief: Dat God ons kan vullen, dat er bij God overvloed is aan genade, aan vergeving, aan liefde, dat heeft Hij bewezen. Gods liefde is geen warm gevoel, maar een daad geweest. Een daad van zelfovergave. Hij heeft alle zonden en kwaad op Zijn schouders genomen en is gestorven aan een kruis.
En ja, dat is inmiddels geschiedenis. Dat is 2000 jaar geleden gebeurt. Maar God gaat daarmee door: Christus komt wonen in het midden van de gemeente, door de heilige Geest. Dat hebben wij nooit in onze zak. Maar het is de ervaring van 2000 jaar christendom, van de kerk, dat het toch elke keer weer gebeurt. Waar mensen knielen. Waar jij en ik door de knieën gaan. Dat God daar dan komt.
Nee, niet altijd meteen. God is niet de bezorgservice van de AH waar je je tijdslot uit kunt kiezen. God blijft ten allen tijde soeverein. Wachten en volharden hoort ook bij geloven. Maar God is zó! God is zo dat Hij jou wil vullen.
4.
Waarmee dan? In dit gebed draait het vooral daarom dat we zicht krijgen op de grenzeloze liefde van God. Dat is de focus. Dat is het perspectief. God wil dus niet dat we, als we ons leeg en hopeloos voelen, focussen op het tekort, gaan navelstaren, om bij jezelf na te gaan wat voor zonden er allemaal in je zijn overgebleven, of in anderen. Ik bedoel niet dat je niet aan zelfonderzoek moet doen, aan reflectie. Zeker wel. Heel belangrijk. Maar dat is geen doel op zich.
Weet u, ik rijd tegenwoordig op de fiets naar de kazerne, een uur heen en een uur terug, en dan ’s middags op weg naar huis, kom ik wel langs 4 snackbars. En geloof me: ik realiseer me pas goed wat een trek ik heb, als ik daar langs fiets 😊. Als de frietlucht in mijn neus komt.
Zo zegt Paulus: ik bid dat jullie, als de moed jullie in de schoenen zakt, dat jullie dan de moeite nemen om de liefde van God op te snuiven. Om je daarop te focussen. Als iets nieuwe moed kan geven, dan is het dat. Dat je bedenkt dat die liefde van God onmetelijk is, grenzeloos.
‘Opdat u ten volle zou kunnen begrijpen, met alle heiligen, wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, en u de liefde van Christus zou kennen, die de kennis te boven gaat.’
Dat je bedenkt, dat terwijl jij en ik maar stofjes, zandkorreltjes zijn in een immens heelal. Mensen, die ook nog eens een rommel maken van deze wereld. De schepping uitbuiten. Elkaar dwars zitten. De een zich beter vind dan de ander. Die dénken dat ze het op eigen kracht wel kunnen. Dat daar bovenuit een oneindig grote God is, die ons ondanks dat alles liefheeft, diep liefheeft, méér lief dan Zichzelf. Die jou en mij al liefheeft van eeuwigheid.
Nog voor jij en ik geboren waren, had Hij jou al op het oog. Hij heeft gezorgd dat je geboren werd. Hij heeft je gekoesterd vanaf je onooglijke begin. Keer op keert voelt Hij de pijn als je fouten maakt. Maar dat doet niet af aan Zijn liefde, dat maakt Hem alleen nog maar méér vastbesloten je te redden. Al vóór je geboorte, heeft Hij daarvoor geleden, liet zich martelen aan het kruis, is daarvoor gestorven. Omdat Hij jou niet kwijt wil. Nu niet. In eeuwigheid niet.
Die liefde, die liefde van Christus, die is te groot om ooit te kunnen begrijpen. Daar kun je echt met je verstand niet bij. Maar samen met elkaar richten we ons daarop. Herinneren we elkaar daaraan. Helpen we elkaar om ons daarop te focussen. Het dáár met elkaar over hebben, dat is kerk-zijn.
5.
Dit zegt Paulus allemaal vanuit de gevangenis, vers 20:
‘Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is,’
‘Dit gaat mij ook boven de pet, zegt Paulus eigenlijk. Maar ik weet dat het zo is, want ik ervaar het aan den lijve. Dat ik niet afhankelijk ben van de omstandigheden, maar van God. Ik weet niet hoe, maar Hij doet het.’
Als het moeilijk wordt, dan zou je de neiging hebben, om dan maar iets minder hoog van de toren te blazen. Om maar iets kleiner over God en geloof te spreken. Om het effect ervan te minimaliseren. Het beter te laten aansluiten bij de kleinheid van ons eigen leven en denken. Nee, zegt Paulus. Kijk daarvoor uit. Maak God niet kleiner. Denk zelf groter. Bid groter:
‘Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid.’
Met Zijn liefde staat Jezus Christus garant voor de voortgang van het evangelie, nu en altijd.
Ja, ook als gelovige sta je wel eens droog. Is het op. Worstel je met jezelf, met zonde en gebrokenheid, met het kwaad en onrecht in de wereld. Ja, dat is onverteerbaar. Maar goed dat je dat voelt: God heeft heel wat te vullen. Bij jou en bij mij. Buig dan je knieën: laat je vullen door Gods liefde – tot heel de volheid van God.
Amen