Preek in een serie over de hele Bijbel. Ditmaal over de bijbelboeken Hebreeën* t/m Judas, de katholieke/algemene brieven.
Gemeente van Jezus Christus,
- Houd vast aan de draad! (Hebreeën 2,1-4)
In de Griekse mythologie is er het prachtige verhaal over Theseus. Theseus is de zoon van de koning van Athene. Athene is op dat moment in de macht van de koning van Kreta, Koning Minos. Theseus wordt als gevangene naar Kreta gestuurd om de minotauros, een half mens half stier, op Kreta te verslaan. Dan zal de macht van Kreta gebroken zijn. Die minotauros woont in een labyrint, een doolhof. Zodra de dochter van koning Minos, de prinses Ariadne Theseus ziet, wordt ze verliefd en geeft hem in het geheim een zwaard en een kluwen wol, vóórdat hij het labyrint in gaat. Met het zwaard kan hij de minotauros verslaan, en met de draad kan hij de weg naar de uitgang van het labyrint weer vinden. Als hij die bij het naar binnen gaan uitrolt, hoeft hij op de terugweg alleen maar die draad te volgen naar de uitgang en kan hij niet verdwalen. En zo gebeurt het, Theseus verslaat de minotauros, en komt via de draad weer naar buiten.
Daar moest ik aan denken, nu wij de rode draad van de Bijbel weer oppikken in de algemene brieven van het Nieuwe Testament. Je zou kunnen denken dat de Bijbel af zou zijn na de evangeliën en de zendingsreizen van Paulus. Alle grote ‘heilsfeiten’, de schepping, de geschiedenis van Israël, de komst van Jezus Christus, Zijn kruis, en opstanding, de vestiging van Zijn Koninkrijk, zijn allemaal aan bod geweest. Wat valt er dan verder nog te vertellen?
Dan kun je de Bijbel vergelijken met die bol wol die Theseus in handen gedrukt kreeg. Het was niet de bedoeling dat hij die netjes opgerold zou laten zitten, maar dat hij die zou gebruiken. Ja, dat zou zelfs zijn leven redden. Hij zou de weg naar het leven terug ermee kunnen vinden uit het labyrint. Zo is de Bijbel voor ons niet een boek met allemaal ‘heilsfeiten’ wat we voor kennisgeving aan kunnen nemen, maar we moeten er iets mee doen. Die rode draad van de Bijbel, vormt de draad waaraan wij ons vast moeten houden, die onze levensroute en levensstijl bepaald.
Zo staat er geschreven in Hebreeën 2:
‘1 Daarom moeten wij ons te meer houden aan wat door ons gehoord is, opdat wij niet op enig moment afdrijven. 2 Want als het woord dat door engelen gesproken werd, al bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving, 3 hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en die aan ons is bevestigd door hen die Hem gehoord hebben. 4 God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil.’
Dat is wel de kern van dit boekje Hebreeën: ‘Daarom moeten wij ons te meer houden aan wat door ons gehoord is, opdat wij niet op enig moment afdrijven.’
Dit boekje is niet echt een brief in eigenlijke zin. Het is een meer preek, waarvan we de schrijver niet kennen, die rondgestuurd werd in de vroeg-christelijke gemeenten. Heel dringend wordt de gemeente opgeroepen om trouw te blijven aan het geloof in Jezus Christus. Om te groeien in het geloof. Om te putten uit de Heilige Schrift.
Blijkbaar ging dat niet vanzelf. Regelmatig wordt in dat boekje Hebreeën genoemd dat ze aanvankelijk het geloof in Jezus Christus met enthousiasme ontvangen hebben, maar dat er langzamerhand de klad in lijkt te komen. Er is geen groei in het geloof. Er haken mensen af. Van de praktijk van het christelijk leven komt niet zoveel terecht. Blijkbaar gaat dat niet vanzelf.
Een doorgaande lijn in Hebreeën en de andere brieven is dan ook: Gebruik die schatten die aan je zijn overgeleverd! Houd vast aan de Rode draad! Volhard in het geloof! Want anders loop je het risico om te verdwalen en alsnog verloren te gaan. Hebreeën heeft het over vergelding die we zullen ontvangen als we het evangelie veronachtzamen.
- … en niet alleen in theorie! (Jakobus 2:14-17)
Het gaat om gehoorzaamheid. Niet alleen luisteren naar het evangelie. Niet alleen in je Bijbel lezen en die dan weer dicht doen, maar om de praktijk.
Dat is ongelooflijk scherp. Een scherpte die wij gemakkelijk vergeten, maar die in deze brieven keer op keer benadrukt wordt. Vooral in de brief van Jakobus. Dat is niet de apostel Jakobus (die werd al vrij snel na Pinksteren onthoofd door Herodes), maar Jakobus de broer van Jezus, die de leider werd van de gemeente in Jeruzalem na Pinksteren. Jakobus had aanvankelijk niet in zijn broer geloofd, maar na Pasen en Pinksteren werd hij één van de invloedrijkste leiders in de vroeg-christelijke kerk. Hij schrijft:
‘14 Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? 15 Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, 16 en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? 17 Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood.’
Dat zijn heftige woorden: Als je wel gelooft in Jezus, maar daar is verder niets van te merken in je leven, in je gedrag, in je daden, dan is je geloof dood en zinloos. Daar kom je de hemel niet mee in. Ontzettend scherp. Maar ook ontzettend waar.
Misschien denk je wel: ‘Hè, maar Paulus zegt toch precies het tegenovergestelde? ‘We worden niet gerechtvaardigd uit onze werken, maar uit het geloof, door genade.” Maar dan moet je beseffen tegen welke fronten Paulus en Jakobus zich richten. Paulus richt zich tegen jood-christenen die aan heidenchristenen de wet van Mozes op willen leggen. Die beweren dat je wel besneden moet zijn en je aan de joodse reinheidswetten en feestdagen moet houden. Daarvan zegt Paulus: die ‘werken van de wet’ zijn niet zaligmakend, een christen is ‘vrij van de wet’ en leeft van genade.
De ruimte van die genadeverkondiging is geweldig groot en bevrijdend en dat moeten we ook laten staan. Maar het gaf in de vroeg-christelijke gemeenten, en ik denk vandaag de dag ook nog, het misverstand dat Gods regels er niet meer toe doen, dat je zonden toch vergeven worden, dat daadwerkelijke gehoorzaamheid aan Jezus Christus mínder van belang is dan het innerlijke geloof in Hem. Dat christen zijn toch vooral is dat je braaf de kerkdiensten bezoekt en dat je er van binnen overtuigd bent dat Jezus de Heere is.
Dáárvan zegt Jakobus: Dat is een ernstig misverstand. Dat verzint Jakobus niet zelf, dat heeft hij van zijn eigen broer, Jezus, onze Heere, die in de Bergrede, de grondwet van Gods Koninkrijk, ook al zei (Mattheus 7):
‘18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen. 19 Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen. 21 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.’
Oftewel: De Rode draad van het evangelie moeten wij vast houden, en dat wil niet alleen zeggen dat wij geloven wat in de Bijbel staat, maar dat wij léven wat in de Bijbel staat. Dat we niet alleen de geschiedenis van de Bijbel kennen, maar dat we beseffen onderdeel uit te maken van dat grote verhaal in de Bijbel, van de vestiging van de heerschappij van Jezus Christus over heel de aarde, ook in onze tijd, ook in ons leven. Dat we niet alleen horen over genade en vergeving, maar zelf ook genadig en vergevend zijn voor de mensen om ons heen. Dat we het niet alleen horen over naastenliefde, maar ook daadwerkelijk tijd en geld aan de hulp aan onze naaste besteden.
Dat we niet alleen als consumenten in de kerk zitten, maar actief meehelpen met de opbouw van de gemeente. Anders kun je jezelf een heel gelovig en orthodox mens vinden, maar dan hoor je er niet bij. Niet bij Jezus.
- Het gaat door het lijden. (1 Petrus 2:19-21)
Je kunt je natuurlijk afvragen waarom in deze algemene brieven zo deze nadruk wordt gelegd op vasthouden, op volharden, op gehoorzaamheid, op discipline. Dat klinkt allemaal zo streng. Maar zo is het niet bedoeld. Het heeft alles te maken met de tijd waarin deze brieven geschreven werden, vanaf ongeveer 60 tot 100 na Christus.
Dat was een tijd waarin na een aanvankelijk onstuimige groei, de tegenstand in de samenleving, van de kant van de Joden, maar ook van de kant van het Romeinse Rijk, langzamerhand toenam. Gemeenten kwamen onder druk te staan. Gelovigen kwamen onder druk te staan. Eerst vooral sociale druk: christenen werden met de nek aangekeken, beschouwt als ‘vreemdelingen’. Je hebt dan snel de neiging om een beetje water bij de wijn te doen, om niet al te veel een buitenbeentje te worden. En zo schipperde men in de praktijk een beetje tussen een heidense levensstijl en het evangelie.
Maar op termijn blijft er dan weinig van het een gemeente over. Dat snap je wel. Als het voor de buitenwereld en voor jezelf niet meer duidelijk is wat het christelijk geloof eigenlijk relevant maakt en je leven anders, waarom zou je dan nog naar de kerk blijven gaan? Als er geen verschil is tussen binnen en buiten de kerk, waarom zou je er dan bij willen horen?
Petrus wijst ons in onze brieven erop dat de kerk een contrastgemeenschap moet zijn. Dat wij vreemdelingen zijn in deze wereld, omdat wij niet meedoen aan de zonde. Omdat wij Jezus Christus volgen als Heer, en de wereld dat niet doet. En dat wij daarom kunnen verwachten dat wij ook moeten lijden voor ons geloof.
‘19 Want dat is genade, als iemand om het geweten voor God dingen verdraagt die hem pijn doen, en daarbij ten onrechte lijdt. 20 Want wat voor roem is er als u het geduldig verdraagt wanneer u zondigt en daarvoor slagen ontvangt? Maar als u het geduldig verdraagt wanneer u goeddoet en daarvoor lijdt, is dat genade bij God. 21 Want hiertoe bent u geroepen, omdat ook Christus voor ons geleden heeft; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u Zijn voetsporen zou navolgen;’
De nadruk op gehoorzaamheid, op de praktijk van het christelijk leven, heeft alles te maken met het volgen van Jezus. Jezus zelf ging die weg van het lijden, en dóór dat lijden bracht Hij genade, liefde en leven voor alle mensen.
De praktijk van het christelijk leven is een weg door de diepte, dat is de weg van de minste zijn, van geduldig verdragen. Maar juist daardoor gaat er ook werkelijk iets van een gemeente, van u en mij uit. Zo volgen wij in de voetsporen van Jezus. Dat is de Rode draad die wij uitleven moeten.
Het is die radicaliteit die we in Petrus’ brieven terugvinden. Door gehoorzaamheid, lijden en volharding heen, gaan we naar de heerlijkheid van het Koninkrijk van God. ‘Dat is een prachtige eindbestemming, en we zijn er bijna’, zegt Petrus elke keer. ‘Laat het nu toch niet afweten. Hou nog even vol!’
Hou vast aan de Rode Draad! Maak daar echt werk van. Besef dat dat een klus is, die u moet klaren. Niet alleen passief: dat je hier in de kerk zit en af en toe iets hoort, waarvan je denkt: He, daar kan ik iets mee. Laat ik dit of dat eens veranderen. Maar actief: Dat je echt in gebed voor Gods aangezicht en met een open Bijbel over jezelf en je eigen leven nadenkt om te bedenken wat er anders moet of beter. ‘Wat vraagt Jezus vandaag van mij? Hoe kan de Heilige Geest mij vandaag gebruiken?’ Ook al vinden de mensen om u heen u dan misschien vreemd.
- Dat lukt ons alleen samen. (1 Johannes 4:7-11)
Dat is een enorme opgave. Al die brieven zitten vol met aanbevelingen, opdrachten, aansporingen, vermaningen. Maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat wij daar als een berg tegen op gaan zien. Het moet wel leuk blijven. En dat kan en zal het ook, als we de grondtoon in die brieven horen. De grondtoon van de liefde, van het gemeentezijn, van ‘Samen in de Naam van Jezus’. Dat je er bij het vasthouden aan de Rode draad, aan het evangelie van Jezus Christus in leer en leven, niet alleen voor staat. Wij zijn aan elkaar gegeven als broers en zussen. Er is een gemeente van Christus.
De grondtoon van de algemene brieven is de liefde. In al deze brieven vind je dat terug, maar bij uitstek wel in de brieven van de apostel Johannes. Hij schrijft in 1 Johannes 4:
‘7 Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. 8 Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. 9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. 10 Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. 11 Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.’
Het is heel belangrijk dat we begrijpen hoe de dingen hier met elkaar samenhangen. In de gemeente waaraan Johannes schreef, was het probleem niet dat de mensen niet in Jezus geloofden. Dat deden ze. Maar dat samen doen, dat vonden ze moeilijk. En dat is ook moeilijk. Heel de kerkgeschiedenis is vol met kerkscheuringen. En soms komt het ook in onze gemeente dichtbij, dat het moeilijk is om één gemeente te vormen. Om met elkaar om te gaan als broers en zussen, als familie.
Daar moet je je schouders niet over ophalen, daar staat gigantisch veel op het spel: Wij zijn alleen werkelijk een christelijke gemeente, stelt Johannes, als de liefde van Christus blijkt uit onze onderlinge verhoudingen. Allereerst is dat Gods gave: God betoont ons Zijn liefde, door Zijn eigen Zoon te zenden naar de wereld. In Hem vinden wij het leven. Dat is bron van liefde in deze wereld en in onze gemeente.
Maar als wij die liefde stuk maken of er niets mee doen, dan houden wij op gemeente van Christus te zijn, en dan houd je op christen te zijn. Johannes is daarin net zo scherp als bijvoorbeeld Jakobus…
Maar door zich zo te richten op de liefde als kern, doet Johannes nog meer: Hij brengt ons terug bij de kern, bij de Rode draad van het evangelie, bij de liefde van God in Christus voor ons. In die tijd van vervolging en versplintering en onenigheid in de gemeente, wijst Johannes de weg van de liefde. Die weg van liefde is een weg van zelfopoffering, van het kruis. Je offert je eigen verkeerde denkbeelden, ideeën, overtuigingen en je eigenwijze gedrag op, om de band met de ander en de band met God vast te houden.
Het gaat in de kerk zo snel om bijzaken. We kunnen ons zo druk maken om op zichzelf allemaal zinnige dingen en activiteiten. Maar één ding moet bij ons als een paal boven water staan: ‘Zie, hoe lief zij elkaar hebben.’ Dat is een focus die ons vandaag de dag erg kan helpen: Je christenzijn is niet af te meten aan je innerlijke overtuigingen, aan je brave gedrag, maar aan je verhouding tot onze gemeente. Of je dat werkelijk beleeft als je familie en investeert in de relaties met je broers en zussen om de onderlinge liefde te versterken.
- Laat de draad niet breken. (Judas 3-4)
Dat is ook vandaag ons ideaal. Daarin is nog veel groei mogelijk. Want zeker in onze individualistische tijd is het ‘vreemd’ om hierop in te zetten. Gewoon op het contact, de relatie met elkaar. Al is het maar door na de kerkdienst bij elkaar op de koffie te gaan en over de dienst na te praten.
Steeds meer mensen zien hun geloof als een ‘persoonlijke’ zaak, als een gemeente of kerk je niet aan staat, zoek je een andere. Wat je in de kerk hoort, daarvan moet je zelf weten of je er iets mee doet. We laten ons niet gemakkelijk gezeggen. Ook daarin kunnen we leren van de vroeg-christelijke kerk. Veel van de gemeenten die er toen waren, bestaan nu niet meer. Turkije en Noord-Afrika waren bruisende christelijke gemeenschappen, maar daar is niets meer van over. Er kwam tweespalt, er kwamen dwaalleraren, de liefde verkilde en de gemeenten vielen als los zand uit elkaar en verdwenen als sneeuw voor de zon.
Iets daarvan klinkt al door in de korte brief van Judas. Judas, ook een broer van Jezus. Hij schrijft heel waarschuwend:
‘3 Geliefden, toen ik mij er met alle inzet toe zette u te schrijven over de gemeenschappelijke zaligheid, werd ik genoodzaakt u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is. 4 Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en die de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus, verloochenen.’
Opvallend hoe hij zijn broer Jezus noemt: ‘onze Heere Jezus Christus/Messias’. Ook hij is net als zijn broer Jakobus gaan geloven in Jezus. Daarin heeft hij zijn zaligheid gevonden, zijn redding. Hij kan zijn geluk niet op. Maar je proeft ook ontzetting: dat er al weer mensen zijn die het evangelie loslaten, die Jezus Christus loslaten = verloochenen of de boodschap verdraaien. En ook hier gaat het over ‘losbandigheid’, over mensen die hun eigen leven blijven leven, hun eigen zin blijven doen, die zich aan gehoorzaamheid aan Jezus Christus niets gelegen laten liggen en dat gedachtegoed verspreiden in de gemeente.
Judas zegt: ‘Ik wilde jullie zo graag schrijven over onze gemeenschappelijke zaligheid.’ Hoe goed wij het getroffen hebben met Jezus als Messias. Wat een heerlijke toekomst we tegemoet mogen zien. Hoe fantastisch de trouw van de God van Israël is. … Maar blijkbaar heeft hij slechte berichten gehoord en ziet hij zich genoodzaakt een waarschuwende brief te schrijven. ‘Jullie moeten strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd.’
Dat zijn woorden die hopelijk weerklank vinden in uw hart. Strijden voor het geloof. Gaat u er voor? Voor de zuiverheid en de inhoud, zeker, maar vooral ook voor het gemeente-zijn en de praktische gehoorzaamheid aan Jezus Christus?
We mogen elkaar aansporen en bemoedigen om het vol te houden, om de Rode draad vast te houden. Om met elkaar de weg van de liefde van God te gaan. Ook door het lijden en de weerstand en het vreemdelingschap.
Laat de Bijbel voor ons zo belangrijk zijn als de draad van Ariadne voor Theseus. Dan komen we samen in Gods nieuwe wereld! Houd vast aan de Rode draad!
Amen
* Hebreeën werd traditioneel gezien als een brief van Paulus, maar hedendaagse exegeten zijn over het algemeen van mening dat dat niet zo is. Vandaar dat ik Hebreeën niet betrek bij de Rode draad (7) – Brieven van Paulus. Qua thematiek sluit het ook veel beter aan bij de eigenlijke Katholieke Brieven.
p.s. De bijbelcitaten zijn afkomstig uit de Herziene Statenvertaling (2010).